Uitspraak
mr. S.W. van den Bergen
mr. J.J. van Hees, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
1.[A] ,
[B],
mr. K. Rutten,
mr. M. Musscheen
mr. C.M. Tjoa, allen kantoorhoudende te Utrecht,
3.[C] ,
mr. H.A. de Savornin Lohman, kantoorhoudende te Amsterdam,
4.[D] ,
mr. D.K. Baasen
mr. C. Snelders-van de Kamp, beiden kantoorhoudende te Arnhem,
5.[E] ,
mr. J.E.P.A. van Hooff, kantoorhoudende te Amsterdam,
6.[F] ,
[G],
[H],
mr. R.D. Vriesendorpen
mr. T.L. Ticheloven, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
9.[I] ,
mr. T.S. Jansen, kantoorhoudende te Amsterdam.
Het verloop van het geding
- verzoeker met de curator;
- verweerster met Estro Groep;
- belanghebbenden 1 tot en met 5 ieder afzonderlijk met [A] , [B] , [C] , [D] en [E] en gezamenlijk met [J] ;
- belanghebbenden 6 tot en met 8 ieder afzonderlijk met [F] , [G] en [H] en gezamenlijk met de Providence commissarissen;
- belanghebbende 9 met Van Gessel;
- Catalpa N.V. met Catalpa;
- Benca B.V. met Benca;
- Aplatac B.V. met Aplatac;
- Bencis Capital Partners B.V. met Bencis;
- Providence Equity LLP met Providence;
- NCC Investments B.V. met NCC;
- Prof. J.C.A. Gortemaker RA met Gortemaker.
skeleton argument) toegezonden.
2.De feiten
net adjusted equity Valuevan Catalpa indien, kort gezegd, Benca haar aandelen in Catalpa zou overdragen.
("Project Future"),waarbij meerdere potentiële bieders zijn benaderd. Ten behoeve van de verkoop hebben ING en Rotschild als adviseurs van Benca in mei 2010 een
Information Memorandumopgesteld. Daarnaast heeft PwC in opdracht van Catalpa financieel
vendor due diligenceonderzoek verricht, dat heeft geleid tot een rapport van 30 november 2009 en tot twee aanvullende rapporten van 21 april 2010 – inhoudende een analyse van het door het bestuur opgestelde Strategieplan 2010-2013 – en 9 juni 2010 betreffende een analyse van actuele ontwikkelingen van de financiële resultaten.
Signing Protocolovereengekomen, waarin onder meer is bepaald dat het Centraal Medezeggenschapsorgaan van Catalpa (hierna: het CMO) om advies zal worden gevraagd.
zoals volledig uiteengezet in de aan deze adviesaanvraag gehechte Bijlage 1” (hierna: Adviesaanvraag I). Onder het kopje “Economische consequenties” is het volgende opgenomen: “
Ten aanzien van de voorgenomen financieringsstructuur verwijzen wij u naar de bijgesloten bijlage "Financieringsstructuur'' die een integraal onderdeel vormt van deze adviesaanvraag”,en onder “Juridische consequenties”:
"Financieringsstructuur''houdt onder meer het volgende in:
Voor een uitgebreide omschrijving van Providence, haar ervaring, visie en plannen, verwijzen wij naar de door Providence op de vragen van het CMO gegeven antwoorden die aan deze adviesaanvraag zijn gehecht als Bijlage 2 en die onderdeel uitmaken van deze adviesaanvraag.”In die bijlage staat onder meer het volgende:
Beducht voor de grote druk en risico's die de financiering van overnames met zich mee kunnen brengen heeft het CMO, ondersteund door financieel adviseur dhr. Prof. dr. Hans Gortemaker, zich gebogen over de financieringsconstructie die Providence in samenwerking met banken heeft ontwikkeld voor de aankoop van Catalpa. (…) Providence antwoordt dat voldoende kapitaal aan vreemd vermogen wordt opgehaald bij een bankenconsortium onder leiding van de ING, waarmee minder dan 50% van de totale overnamesom wordt gefinancierd. Providence financiert de overname van Catalpa voor meer dan 50% met eigen vermogen, hetgeen inderdaad "een financieel stabiel bedrijf creëert met aanzienlijke ruimte voor groei". Vergeleken met de huidige financieringswijze van Bencis levert de financieringsconstructie van Providence een grotere solvabiliteit voor Catalpa op.”
senior facility agreementvan € 95 miljoen) (Facility A), een bedrag van € 127 miljoen (trekking op het niveau van Bidco onder een
senior facility agreementvan € 135 miljoen) (Facility B), een financiering van € 6 miljoen (trekking onder een
revolving credit capital facilityvan in totaal € 10 miljoen) (RCF) en een financiering van € 1,5 miljoen (trekking onder een
senior capex and acquisition facilityvan in totaal € 40 miljoen) (Capex Facility). De RCF en de Capex Facility waren onder andere bestemd voor een herfinanciering van de bestaande schuld van Catalpa en voor de toekomstige operationele activiteiten van Catalpa. De Providence Lening was achtergesteld ten opzichte van de Bankfinanciering. Over de Providence Lening was Bidco een rente van 15% per jaar verschuldigd. In plaats van een periodieke rentebetaling, werd die rente jaarlijks toegevoegd aan het uitstaande bedrag. De Providence Lening diende in zijn geheel in 2019 te worden afgelost.
Concept Funds Flow Statementdoen toekomen, waarin was opgenomen dat NCC de Providence Lening zou gebruiken om een deel van de overnamesom te voldoen. Verder kwam elders in dit document de zinsnede
“…prior to merger of[NCC]
and[Catalpa]
”voor.
Investment Agreement, een overeenkomst tussen (onder andere) Providence, Catalpa en de participerende bestuurders, waarin rechten en verplichtingen tussen aandeelhouders en de vennootschap werden vastgelegd omtrent de verdere financiering van de vennootschap, de overdracht van aandelen in de vennootschap en het bestuur van de vennootschap. In de e-mail wijst A&O onder meer op de noodzaak van een belangenafweging door het bestuur met betrekking tot het overnemen van schulden door Catalpa, een aspect dat in de constructie is voorzien:
Er is een punt waar we alvast wel over na moeten denken en dat is bankfinanciering. Als ik het goed begrijp, dan zal op closing de huidige schuld worden geherfinancierd op het niveau van Catalpa N.V. en haar dochtermaatschappijen. Na closing zal dan de acquisitie financiering door middel van een 'debt push down' worden doorgeleend door de Providence dochtermaatschappijen (…) aan de Catalpa vennootschappen. (…) Er moet (…) worden gekeken of het wel in het belang is van de vennootschappen om de verplichtingen onder deze financiering aan te gaan. Hierbij is met name relevant om te beoordelen of de vennootschappen na het aangaan van deze verplichtingen nog wel in staat zijn om hun strategie (in Catalpa's geval dus het doen van acquisities) uit te kunnen voeren. Als de bestuurders van een vennootschap een dergelijke belangenafweging niet maken, dan lopen ze kans dat de[Ondernemingskamer]
oordeelt dat er sprake was van wanbeleid (zoals bij PCM) en/of om aansprakelijk te worden gehouden door de vennootschap. Met het oog hierop hebben we in onze mark up van de Investment Agreement opgenomen dat de bestuurders van Catalpa - voordat ze besluiten dat de Catalpa vennootschappen een deel van de acquisitie financiering op zich neemt - de belangen zorgvuldig zal afwegen en evt een financieel adviseur zal vragen om haar daarin bij te staan. (…) Het bovenstaande speelt niet zo bij ‘gewone’ werkkapitaal financiering, ik begrijp van Freshfields dat de herfinanciering op closing met name daarop zal zien dat de 'debt push down' (dus doorschuiven van de acquisitieschuld) pas later zal komen. (…) Mochten er toch verplichtingen onder de acquisitie financiering worden aangegaan, dan zou ik graag even met jullie overleggen over de evt inschakeling van een financieel adviseur.”
Tax Structure Reportaan A&O toegestuurd, waarin een structuur wordt voorgesteld met als doel de overname “belasting-efficiënt” te faciliteren. Hierin is de fiscale aftrekbaarheid van de op de Providence Lening te betalen rente (15% op jaarbasis, zie 2.13) verondersteld, onder de voorwaarde dat Bidco zou fuseren met Catalpa; die fusie wordt daarna ook uitgewerkt als onderdeel van de voorgestelde structuur onder het hoofdstuk
Post-acquisition structure.
Investment Agreementdat zij aan Freshfields had geleverd aan het bestuur doorgestuurd. Met betrekking tot het doorschuiven van (een deel van) de acquisitieschulden van Bidco naar Catalpa (hierna: de
debt push down) en de afweging door het bestuur van het belang van de vennootschap daarbij hield dat onder meer in dat haar eerdere commentaar ten onrechte niet was overgenomen in het aangepaste concept, dat er in het concept in strijd met de werkelijkheid is opgenomen dat er al een analyse was gemaakt waaruit blijkt dat de
debt push downin het belang van de onderneming is en dat die tekst om die reden niet kan worden geaccepteerd:
As explained in our earlier e-mail, we added wording into this clause to provide that before the Company assumes the burden of any debt or upstreams any dividends or other proceeds to service any debt at a higher level in the structure, the Management Board should conducta
corporate benefits analysis to decide whether entering into any such debt transaction is in the Company's best interests. This analysis should be done to mitigate against the risk of the Managers being held liable by the Company for improper discharge of duties. The wording we added included a right for the Management Board to engage financial advisors to carry out this analysis for the board (at the costs of the Company). The wording we added is intended primarily to deal with the acquisition finance and the 'debt push down' to the Company that we understand will occur after completion under the SPA and signing of the investment agreement. Freshfields have amended this and applied the wording only to any future debt transaction. In addition, they have included an acknowledgement by the Managers that the corporate benefits analysis relating to the acquisition finance for this transaction has already been carried out and this analysis determined that acquiring this debt is indeed in the Company's best interest. This is not the case and the wording should be rejected.”
debt push down-belangenafweging door het bestuur:
ging er vanuit dat deze voor closing zou zijn gemaakt. Ik heb aangegeven dat dit niet het geval is omdat er op closing alleen werkkapitaal herfinanciering plaatsvindt. Ik heb ook aangegeven dat mij het niet verstandig leek als Providence jullie nu gaat pushen om dit nog voor closing te doen, zeker omdat jullie niet eerder bij de financiering betrokken waren.”
closingtoetreden als “
Borrower” en “
Guarantor” van de Bankfinanciering. De e-mail houdt verder in:
Dat zou betekenen dat deze vennootschappen ook vanaf dat moment verplichtingen hebben onder de kredietfaciliteit. De documentatie gaat uit van binnen 60 dagen. (…)[Dit]
lijkt (…) in tegenspraak op wat wij eerder van[Freshfields]
begrepen. Vanuit het perspectief van de analyse die jullie als management willen maken, is dit wel een erg krappe timing, zeker gezien het feit dat jullie niet bij de onderhandeling van de kredietfaciliteit betrokken zijn geweest, jullie deze pas sinds kort hebben en de documentatie zelf wat meer ruimte laat.”
"high level analyse op de financieringsstructuur en de bijbehorende financiële covenants”,ondanks
“de beperkte tijd en de op onderdelen incomplete informatie”.Per saldo is zijn eerste indruk
“dat de financiering redelijk conservatief is gestructureerd. De ruimte onder de covenants beoordeel ik als marktconform; de ruimte onder de DSCR zelfs boven marktconform. (…) In een scenario analyse moeten we de gevolgen van bepaalde downsides op de covenants op korte en lange termijn testen.”
corporate interestanalyse reeds had gemaakt verlangde dat het bestuur een
comfort letterafgaf, waarin het zou bevestigen dat het relevante informatie had ontvangen, dat het een financieel adviseur had geïnstrueerd om daarnaar te kijken en dat het bestuur op die basis bereid was om het bestuursbesluit te nemen met betrekking tot de financiering. Later die dag heeft A&O Freshfields laten weten dat het bestuur de
comfort letterzou tekenen indien de raad van commissarissen dat bestuursbesluit zou bekrachtigen. Op dat moment had Catalpa geen raad van commissarissen, maar was wel duidelijk dat [G] , [H] en [F] na
closingdie raad van commissarissen zouden vormen.
Final Tax Structure Reportuitgebracht. Daarin wordt de financieringsstructuur van de overname beschreven en de fusie tussen Bidco en Catalpa na de overname en wordt gesteld dat de rente over de Bankfinanciering en de rente over de Providence Lening fiscaal aftrekbaar is.
Nog even een overweging voor de closing van vandaag. In het PCM dossier waren de onderzoekers van de ondernemingskamer erg gefocust op de aandeelhoudersleningen. Hoewel wij deze doorgaans als equity beschouwen (achtergesteld, non cash rente), waren de onderzoekers van mening dat het desalniettemin schuld betrof. Een idee zou kunnen zijn om een conversie mechanisme af te spreken waarbij de aandeelhoudersleningen in geval van financial distress omgezet kunnen worden naar equity. Ik realiseer me dat dit voor de closing van vandaag allemaal erg kort dag is maar gezien de uitspraak in PCM niet onbelangrijk. We zouden er ook voor kunnen kiezen om deze discussie te voeren op basis van de conclusies van de sensitivity analyse.”
Investment Agreementondertekend, op grond waarvan zij in persoon gingen participeren in de overname van Catalpa; beiden hebben deze overeenkomst ook namens Catalpa getekend. Daarnaast hebben zij de door Providence gevraagde
comfort lettergetekend met onder meer de volgende inhoud:
Capex Facilityen de RCF en als verstrekker van zekerheden met betrekking tot de Bankfinanciering. Dit bestuursbesluit is dezelfde dag goedgekeurd door NCC, per die datum de nieuwe enig aandeelhouder van Catalpa. NCC heeft daarbij ieder bestuurslid aangewezen in de zin van het destijds geldende artikel 2:146 BW: “
to act as the Company's representative in respect of the entering into, the execution, delivery and performance by the Company of the Documents and the transactions contemplated thereby.”
Seek additional comfort on the deductibility of the shareholder loan interest.”In die conceptanalyse is verder onder meer in de inleiding opgenomen: “
The first step of the closing of the Transaction has taken place on the 16th of August 2010. (…) The second step of the closing will take place at a later stage and consist of, inter alia, a legal merger between NCC and Catalpa”, onder
Shareholder Structure: “
the shareholder loans (…) are pushed down via various holding companies to[NCC]
”en onder
Closing Step II: “
We understand that this step consists of a legal merger between[NCC]
and[Catalpa]
”.
debt push downniet aan de orde worden gesteld, houdt onder meer het volgende in:
In the Structure Paper, as referred to by Nielen Schuman in its analysis, full deductibility of the interest on the shareholder loans is assumed. We understand from Allen & Overy that the interest on the shareholder loans is only deductable if the loans are provided by a fund/entity which is not "related" to TopCo. The Providence fund which provided the shareholder loans would be considered "related" to TopCo if it would hold a direct or indirect interest of at least 33.3% in TopCo. The Structure Paper states that "in the proposed structure the sponsor fund advancing the debt holds no shareholding in NCC Holdco I B.V. and none of the LP's of the sponsors funds are related parties or hold 33.3% or more in both funds". On the basis of this information from Deloitte (the tax adviser of Providence), which information neither we nor Allen & Overy have verified, we assume that the Providence fund which provided the shareholder loans is not related to TopCo and that therefore the interest on the shareholder loans should indeed be fully deductable.{
Check Management: indien wij contact moeten opnemen met Deloitte om structuur van Providence te bespreken en te verifiëren, dan horen wij het graag.}
”
considerateen
materialgenoemd, en aanbevolen “
to seek additional comfort on this topic”, omdat de ervaring leert dat “
the tax authoritiesare
very strict on the tax deductibility of interest on loans provided by the shareholders.” In dit rapport wordt verder onder meer geconcludeerd dat de rentelast van de Providence Lening in geval van tegenvallende resultaten mogelijk tot problemen zou leiden en om die reden wordt nogmaals (zie 2.24) aanbevolen om met Providence een mechanisme af te spreken, waardoor die lening onder voorwaarden zou kunnen worden omgezet in aandelenkapitaal. Het Nielen Schuman Rapport II is daarbij uitgegaan van een omvang van de Providence Lening van € 145 miljoen, terwijl die lening € 225 miljoen bedroeg (zie hierboven onder 2.13).
maatschappij zal gaan fungeren; een “lege” houdstermaatschappij waarin geen daadwerkelijke activiteiten zijn ondergebracht. Het CMO kan zich vinden in het feit dat er van twee holdingvennootschappen (NCC en Catalpa NV) naar één holdingvennootschap teruggegaan wordt en vindt dit een vereenvoudiging en kostenbesparende juridische structuur. Ook is het[het]
CMO duidelijk geworden dat NCC alleen in deze structuur zekerheden kan stellen en garanties af kan geven om tot de optimale financieringsstructuur te komen. De banken eisen dit, formeel mogen Catalpa NV en haar dochtermaatschappijen dit niet doen.”
3.De gronden van de beslissing
financial assistanceverbod van artikel 2:98c BW, omdat Catalpa het bankenconsortium zekerheden heeft verstrekt teneinde Bidco in staat te stellen de Bankfinanciering aan te trekken om daarmee de koopprijs te voldoen en zich bovendien naast Bidco hoofdelijk heeft verbonden tot terugbetaling van de Bankfinanciering.
Additional Borrower(hoofdelijk schuldenaar) verbonden aan de
Capex Facilityen de RCF (artikel 31.2 SFA), kredietfaciliteiten die beide niet zijn aangewend ter financiering van de overnamesom. Catalpa verbond zich dus niet als hoofdelijk schuldenaar tot Facility B van € 230 miljoen, zijde de faciliteiten die NCC grotendeels heeft aangewend voor de financiering van de overnamesom. Ook ziet de curator over het hoofd dat Catalpa op 16 augustus 2010 weliswaar als
Additional Guarantor(borg en zekerheidsverstrekker) tot de gehele SFA toetrad, maar dat de SFA
carve outsbevatte teneinde te voorkomen dat Catalpa met deze toetreding het financieel steunverbod zou schenden.
geheleSFA heeft verbonden ter zitting verlaten, maar hij heeft de conclusie gehandhaafd dat Catalpa het verbod van financiële steunverlening heeft geschonden. De Ondernemingskamer oordeelt hieromtrent als volgt. Het bestuur heeft zich over de juridische aspecten van de voorgenomen financieringsconstructie laten adviseren door advocaten van A&O. De adviseurs hebben gemeend dat de voorgenomen constructie niet in strijd was met het verbod als verwoord in artikel 2:98c BW. Hoewel niet valt uit te sluiten dat de totale financieringsconstructie zodanig op gespannen voet staat met de ratio van deze verbodsbepaling dat in rechte zou kunnen worden geoordeeld dat zij ongeoorloofde financiële steunverlening in de zin van 2:98c BW inhoudt, levert het feit dat het bestuur Catalpa als hoofdelijk schuldenaar heeft laten toetreden tot de
Capex Facilityen de RCF en tot borg en verstrekker van zekerheden tot de gehele SFA – waarin specifieke
carve outswaren opgenomen – op zichzelf geen gegronde reden op om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken te twijfelen, nu het bestuur is afgegaan op het advies van de met het oog daarop ingeschakelde deskundigen dat het onderhavige bestuursbesluit niet in strijd was met artikel 2:98c BW.
push downvan de acquisitiefinanciering zou willen uitvoeren door middel van een fusie of een herfinanciering heeft het bestuur in Adviesaanvraag I alvast aangekondigd dat mogelijk op enig moment de juridische structuur van Catalpa aangepast zou moeten worden in verband met de nieuwe financieringsstructuur. Het bestuur was er ten tijde van Adviesaanvraag I niet mee bekend dat een deel van de overname zou worden gefinancierd met de Providence Lening, dit werd pas na ontvangst van het concept
Funds Flow Statementen het concept
Tax Structure Reportbekend. Dat daags voor de overname duidelijk werd dat Providence de
debt push downvan de acquisitiefinanciering na de overname wilde bewerkstelligen door middel van een fusie, brengt ook niet met zich dat het bestuur het CMO hier nog voorafgaand aan de overname over had moeten informeren, omdat Adviesaanvraag I daar geen betrekking op had. Op 1 september 2010 heeft het bestuur tezamen met A&O met de voorzitter en de vicevoorzitter van het CMO in het kader van Adviesaanvraag II gesproken over de voorgenomen fusie. Tijdens dit overleg heeft het bestuur het CMO gewezen op de gevolgen van de fusie voor de onderneming van Catalpa en er op gewezen dat ten gevolge van de fusie alle lasten uit hoofde van de SFA en de Providence Lening op de onderneming van Catalpa zouden komen te rusten, aldus [J] Ook daarna zijn er nog drie bijeenkomsten met het voltallige CMO dan wel een afvaardiging daarvan geweest om de gevolgen van de fusie te bespreken, waarbij het CMO werd bijgestaan door Gortemaker.
push downvan de acquisitiefinanciering zou willen uitvoeren door middel van een fusie of een herfinanciering. Die verwachting van een
debt push downis een essentieel element in het kader van de beoordeling door het CMO van de voorgenomen overname en de gevolgen daarvan voor de onderneming en ontbreekt ten onrechte in beide adviesaanvragen. Ter zitting hebben bestuurders, afwijkend van de inhoud van het verweerschrift, verklaard dat het voor hen van aanvang af duidelijk was dat het de bedoeling was dat de bancaire lening die NCC zou aangaan ter financiering van de overname van de aandelen van Benca en de Providence Lening beide zouden komen te drukken op de doelvennootschap Catalpa zelf. Wat daar verder ook van zij, in elk geval hadden zij op 30 juli 2010, weliswaar na indiening van Adviesaanvraag I, maar nog ruim voor de overname, de informatie dat NCC de Providence Lening zou gebruiken om de overnamesom te betalen en dat NCC en Catalpa zouden fuseren (zie 2.15) aan het CMO behoren voor te leggen op een wijze die recht zou hebben gedaan aan een inhoudelijk ordentelijk verloop van de medezeggenschap met betrekking tot de Transactie. Die informatie bleek ook uit het
Tax Structure Reportvan Deloitte, waar het bestuur op 4 augustus 2010 een concept van heeft kregen. Ook toen had het CMO door het bestuur nog kunnen en moeten worden voorzien van die informatie en worden voorgelicht over de strekking daarvan, te weten dat Catalpa wordt belast met een schuld ter grootte van de door Providence verschuldigde koopsom van de aandelen. Dat in het kader van Adviesaanvraag I (namelijk bij de beantwoording door Providence van vragen van het CMO daarover) wordt gesproken over financiering van de overname met meer dan 50% eigen vermogen geeft daarom een onjuist en onvolledig beeld, waardoor het CMO mogelijk op het verkeerde been is gezet. Ten onrechte blijkt hieruit niet dat uiteindelijk zowel de bancaire financiering als ook de Providence Lening een schuld van Catalpa zelf zouden worden. Dit aspect – de financiering van de overname en de eventuele gevolgen voor de onderneming daarvan – was echter zo wezenlijk dat dit aan het CMO duidelijk had moeten worden gemaakt met het oog op het verwezenlijken van medezeggenschap. De daarop gerichte vraag van het CMO (zie 2.10, vraag 5) is onjuist beantwoord. De curator heeft een verklaring van de door het CMO geraadpleegde adviseur Gortemaker in het geding gebracht, waarin hij met verwijzing naar een
handoutvan een in het kader van Adviesaanvraag I door Providence gegeven presentatie heeft verklaard dat een
debt push downtijdens die presentatie niet ter sprake is gekomen, en Providence weliswaar niet in detail is ingegaan op de financieringsstructuur, maar toen wel heeft weergegeven dat de overname voor meer dan 50% met eigen vermogen zou worden gefinancierd. Het CMO heeft op basis van die – onjuiste – veronderstelling een positief advies gegeven. Nu vaststaat dat het bestuur in elk geval ruim voor de tenuitvoerlegging van het voorgenomen besluit wist dat het positieve advies van het CMO van 1 juli 2010 gebaseerd was op onjuiste informatie, had het op zijn weg gelegen het CMO op zodanige wijze bij de advisering over de Transactie te betrekken, dat de medezeggenschapsrechten van het CMO zouden zijn gerespecteerd. Dat heeft het bestuur, naar thans moet worden aangenomen, ten onrechte nagelaten.
debt push downen niet “vereenvoudiging van de juridische structuur”, zoals Catalpa in Adviesaanvraag II aan het CMO voorspiegelde. De
debt push downdoor middel van de fusie bewerkstelligde dat zowel de bancaire financiering (in het bijzonder met betrekking tot Facility A en Facility B van de SFA (zie 2.13), tezamen € 230 miljoen, want Catalpa was al op 16 augustus 2010 toegetreden tot de
Capex Facilityvan € 40 miljoen en de RCF van € 10 miljoen) als de Providence Lening ten bedrage van € 225 miljoen met een rentepercentage van 15% per jaar als een schuld van Catalpa werd geconstrueerd. In Adviesaanvraag II is dat echter ten onrechte niet eenduidig opgenomen (zie 2.30). Lagere kosten ten gevolge van de fusie van NCC met Catalpa en vereenvoudiging van de juridische structuur worden genoemd als redenen van het voorgenomen besluit. Waar uitgebreid vermeld staat hoe de overname gefinancierd was, ontbreekt het bedrag van € 225 miljoen zijnde de Providence Lening, die als gevolg van de fusie een schuld van Catalpa zou worden en die tezamen met de overige leningen zou leiden tot een totale schuld van ruim € 500 miljoen. Een verwijzing naar bijlagen waaruit het CMO dit wellicht had kunnen opmaken volstaat in dit verband niet, gelet op de verplichting van Catalpa om in de adviesaanvraag de beweegredenen van het voorgenomen besluit op correcte wijze toe te lichten. Gortemaker heeft verklaard dat deze aandeelhouderslening ook tijdens de bespreking die hij in het kader van Adviesaanvraag II (deels) heeft bijgewoond in het geheel niet aan de orde is geweest. Over de verwachting dat de rentelasten van 15% per jaar, zonder dat die rente werd betaald, fiscaal aftrekbaar zouden zijn, valt evenmin iets terug te vinden in het adviestraject. Had men het CMO correct voorgelicht dat die aftrekbaarheid slechts werd verondersteld (zie hierna ook 3.12) en was toegelicht wat de consequenties zouden zijn als die verwachting niet zou zijn uitgekomen, dan waren daarover allicht kritische vragen gesteld. Ook is in Adviesaanvraag II geen aandacht besteed aan het snel oplopen van de schuld uit hoofde van de Providence Lening als gevolg van de zeer hoge rente die jaarlijks zou worden toegevoegd aan de hoofdsom en de gevolgen daarvan voor Catalpa. Daarbij speelt een rol dat Catalpa weliswaar verwachtte dat Providence in moeilijke tijden bereid zou zijn tot een conversie, maar dat daarover geen zekerheid was verkregen. De Ondernemingskamer is van oordeel dat door de gebrekkige informatievoorziening aan het CMO in het kader van de twee adviesaanvragen de medezeggenschapsrechten van het CMO onvoldoende lijken te zijn gerespecteerd. Dit levert een gegronde reden op voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Catalpa.
high level analysein het Nielen Schuman Rapport I – reeds een dag na de opdracht op schrift gesteld, slechts drie dagen voor
closing– ging uit van “
op onderdelen incomplete informatie”(zie 2.21) en deels van onjuiste informatie (de Providence Lening was ruim twee keer groot als verondersteld werd door Nielen Schuman, zie 2.32) en is om die redenen niet evenwichtig te noemen. Toch heeft het bestuur mede op basis van dat rapport het besluit van 16 augustus 2010 genomen – wetende dat die analyse door Nielen Schuman
“still ongoing”was (zie 2.25) – met als gevolg dat de aandelen Catalpa konden worden geleverd aan NCC. De woorden “
subject to due completion of the analysis”in de
comfort letterzijn daarmee zinledig, omdat het bestuur dat besluit niet meer kon terugdraaien als de finale analyse van Nielen Schuman toch tot een andere conclusie zou strekken. Ook kan het bestuur zich in de uitoefening van zijn bestuurstaak uit de aard der zaak niet verschuilen achter het bedongen voorbehoud van bekrachtiging van zijn besluit door de ná
closingin te stellen raad van commissarissen. Onvoldoende is voorts de enkele vaststelling dat de lasten voor de onderneming volgens de deskundigen juridisch geoorloofd en financieel op te brengen zouden zijn. Ook ter zitting is onduidelijk gebleven welke
voordelende transactie met de gehanteerde financieringsconstructie – de onderneming wordt verkocht maar krijgt vervolgens zelf een molensteen om de nek gehangen in de vorm van een schuld van € 500 miljoen – voor de onderneming had, dan wel welk belang van de onderneming van Catalpa met die constructie was gediend. Ter zitting hebben de bestuursleden verklaard dat hun van meet af aan duidelijk was dat de overnamesom in zijn geheel een schuld voor de onderneming zou worden. De (niet financiële) argumenten die volgens het bestuur daartegenover stonden om desondanks op de gekozen wijze te bewilligen in de overname zijn niet gesubstantieerd. In het Bestuursmemorandum (zie 2.31) staat dat de ervaring van Providence in de onderwijssector een belangrijke factor is die een duidelijk toegevoegde waarde heeft voor Catalpa. Wat daarmee precies wordt bedoeld is onduidelijk. Niet gebleken is dat Catalpa voorafgaand aan het besluit enig plan heeft gemaakt gericht op het realiseren van die meerwaarde of een begroting heeft gemaakt van de veronderstelde toegevoegde waarde, laat staan dat het bestuur een daadwerkelijke afweging heeft gemaakt tussen die toegevoegde waarde en de evidente nadelen van de
debt push down. Het heeft er alle schijn van dat het bestuur geen gedegen, integrale afweging van alle betrokken belangen bij de aan de overname onlosmakelijk verbonden financieringsconstructie heeft gemaakt, hetgeen wel zijn taak was.
(“comfort”)te zoeken. Naar aanleiding daarvan zou het bestuur volgens de verklaring van A&O aanvullend advies hebben gevraagd aan A&O. Voor de vraag of de over de Providence Lening te betalen rente aftrekbaar was, was volgens A&O van belang dat de Providence Lening werd verstrekt door een ander Providence fonds dan het fonds dat de aandelen in de Nederlandse tophoudster hield. Of de leninggever van de Providence Lening wel of niet "gelieerd" was aan Bidco, kon A&O zonder nadere informatie echter niet beoordelen. Daar is die analyse blijven steken, zo blijkt uit het Bestuursmemorandum: “
information neither we nor Allen & Overy have verified”(zie 2.31). Er is ook bijvoorbeeld geen garantie verstrekt door de aandeelhouder voor het geval de rente niet aftrekbaar zou blijken te zijn, een risico dat, naar later bleek, geenszins slechts denkbeeldig was (zie 2.42).
debt push down(3.11-3.12). Uit hetgeen is overwogen over de informatieverstrekking door het bestuur aan het CMO volgt dat het bestuur zich niet heeft ingespannen om het CMO oprecht te informeren. De manier waarop het bestuur is omgegaan met de wederzijdse belangen levert daarom eveneens een gegronde reden op te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken. Het feit dat de nieuwe aandeelhouder NCC het bestuur voor het besluit van 16 augustus 2010 had aangewezen als vertegenwoordiger van Catalpa in de zin van het destijds geldende artikel 2:146 BW maakt dat niet anders, gelet op het feit dat het bestuur op grond van artikel 2:8 BW gehouden was tot zorgvuldige en transparante besluitvorming.