ECLI:NL:GHAMS:2019:4347

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
23-000784-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor beschadiging van een auto

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1982, was eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit en had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 18 februari 2019, waarin hij niet was bestraft voor het opzettelijk beschadigen van een auto, een Fiat Seicento, die toebehoorde aan de benadeelde partij. De tenlastelegging betrof een incident op 21 januari 2016 te De Kwakel, waar de verdachte de auto opzettelijk en wederrechtelijk had beschadigd. Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 oktober 2019 heeft het hof de verklaringen van de benadeelde en haar moeder als geloofwaardig beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was door jarenlange burenruzies. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de beschadiging van de auto. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur en een schadevergoeding van €850 aan de benadeelde partij. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de noodzaak van normhandhaving, gezien de eerdere veroordeling van de verdachte voor een vergelijkbaar delict. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, en de verdachte werd verplicht om de schadevergoeding te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000784-19
datum uitspraak: 6 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-011154-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 21 januari 2016, te De Kwakel, gemeente Uithoorn, opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een auto (merk Fiat, type Seicento), die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde], heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewezenverklaring en bewijsconstructie hanteert en tot een andere strafoplegging komt.

Bespreking van een bewijsverweer

De verdediging heeft, evenals in eerste aanleg, verzocht de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde, nu de verklaringen van aangeefster en haar moeder, gezien het verleden van jarenlange onderlinge burenruzies tussen aangever en de verdachte, ongeloofwaardig zijn en daarmee onvoldoende bewijs voorhanden is dat de verdachte de auto heeft bekrast.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het hof ziet in hetgeen door de verdediging is gesteld geen reden om aan de verklaring van [benadeelde], voor zover gebezigd tot bewijs, te twijfelen. Vaststaat dat de auto is beschadigd. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij met [benadeelde] geen ruzie had en het hof vindt het niet aannemelijk dat zij leugenachtig zou verklaren om de verdachte ‘er in te luizen’. Daar komt bij dat de verdachte ter zitting heeft verklaard dat [benadeelde] vanuit haar slaapkamerraam aan de zijkant van de woning op de parkeerplaats kan kijken.
Hoewel de verdachte heeft gesteld dat hij op 21 januari 2016 om 7.15 uur aan het werk was, is dit niet aannemelijk geworden zodat het hof deze verklaring ter zijde stelt.
Uitgaande van de juistheid van de verklaring van aangeefster [benadeelde] in samenhang met de verklaring van haar moeder, [moeder], en de foto’s van de bekraste auto, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de auto heeft beschadigd. Dat een ander dan de verdachte deze schade zou hebben toegebracht, acht het hof, gelet op bovengenoemde verklaringen en waarneming niet aannemelijk.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 21 januari 2016, te De Kwakel, gemeente Uithoorn, opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een auto (merk Fiat, type Seicento), die aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde], heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde geen straf opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan beschadiging van een auto van zijn voormalige buurman, waarmee hij hoog oplopende ruzies heeft gehad. Daarmee heeft hij de buurman, de eigenaar van deze auto, schade berokkend. Het hof neemt de verdachte zijn grensoverschrijdend gedrag in deze burenruzie kwalijk. Een burenruzie dient men niet op deze manier uit te vechten. Daar komt bij dat de verdachte reeds zicht had op een andere woning die hij vanwege dit conflict aangeboden had gekregen van de woningbouwvereniging.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 oktober 2019 is hij eerder voor een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, zoals door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Naar het oordeel van het hof zou in dat geval in het geheel geen recht worden gedaan aan de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, te meer nu de verdachte reeds eerder is veroordeeld voor vernieling. Met oplegging van een voorwaardelijke taakstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 850,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof is van oordeel dat op basis van de door de benadeelde partij overgelegde stukken genoegzaam is onderbouwd dat de waardevermindering van de auto door de krassen € 850,00 betreft. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 850,00 (achthonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 850,00 (achthonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
17 (zeventien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 januari 2016.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. N.A. Schimmel en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van
mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 november 2019.
Mr. van Die is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[moeder]