In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 3 december 2019 een arrest gewezen in het kader van een hoger beroep betreffende een uittredingsvordering. De appellanten, waaronder [A] en Beheermaatschappij Arros B.V., hebben verzocht om een deskundige te benoemen voor het vaststellen van de waarde van de aandelen in AM Holding per 1 september 2019. De Ondernemingskamer heeft eerder in een arrest van 3 september 2019 al overwogen dat de uittredingsvordering toewijsbaar is en dat een deskundige benoemd zal worden. In het huidige arrest is de Ondernemingskamer ingegaan op de verzoeken van partijen over de benoeming van de deskundige en de peildatum voor de waardering van de aandelen.
De Ondernemingskamer heeft de peildatum van 1 september 2019 gehandhaafd, ondanks het verzoek van AM Holding c.s. om 31 december 2019 te hanteren. De Ondernemingskamer oordeelt dat de eerder gekozen datum meer relevant is voor de waardering. Tevens is besloten dat er één deskundige zal worden benoemd, die de waardering van de aandelen zal uitvoeren volgens de door hem of haar te bepalen methode. De deskundige moet rekening houden met de management fee en de kosten van rechtsbijstand die ten laste van AM Holding zijn gebracht.
De Ondernemingskamer heeft ook de verplichting van de eisende partij om een voorschot te betalen voor de kosten van de deskundige bevestigd. Het arrest bevat verder bepalingen over de vertrouwelijkheid van informatie die aan de deskundige wordt verstrekt en de wijze waarop partijen opmerkingen kunnen maken over het deskundigenonderzoek. De deskundige moet zijn rapport uiterlijk op 31 maart 2020 indienen, waarna de zaak opnieuw zal worden behandeld.