Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING,
2. [appellant sub 2] ,
3. [appellant sub 3] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
4.Beslissing
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) en twee appellanten tegen Federal Express Europe Inc. (FedEx) over de uitleg van artikel 36 lid 1 van de cao voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg. De FNV c.s. zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 25 juli 2018 werd gewezen. De FNV c.s. vorderden een verklaring voor recht dat de medewerkers van de afdeling Global Trade Services (GTS) van FedEx recht hebben op ploegendiensttoeslag, omdat zij volgens hen in ploegendienst werken. De kantonrechter had echter geoordeeld dat er geen sprake was van ploegendienst in de zin van de cao, omdat de medewerkers slechts incidenteel in een middagdienst werkten en niet in een structureel rouleersysteem.
Het hof heeft de grieven van de FNV c.s. beoordeeld en geconcludeerd dat de uitleg van artikel 36 lid 1 van de cao correct was. Het hof oordeelde dat de betrokken werknemers niet in ploegendienst werken zoals bedoeld in de cao, omdat zij niet structureel en frequent in een rouleersysteem wisselen van diensten. De FNV c.s. hebben geen voldoende concrete feiten gesteld die tot een andere beoordeling zouden kunnen leiden. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en verwees de FNV c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van de cao-norm bij de uitleg van cao-bepalingen en de noodzaak voor werknemers om te voldoen aan de voorwaarden voor ploegendienst om aanspraak te maken op de bijbehorende toeslagen.