ECLI:NL:GHAMS:2019:4287

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
23-002458-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis politierechter in hoger beroep met aanvullende overwegingen omtrent bewijs en strafbaarheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 25 juni 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in Algerije en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 november 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. De advocaat-generaal vorderde dat de verdachte dezelfde straf zou krijgen als door de politierechter was opgelegd.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar voegde daar aanvullende overwegingen aan toe met betrekking tot het bewijs en de strafmaat. Het hof oordeelde dat de verdachte geweld had gebruikt tijdens de diefstal, door opzettelijk tegen een beveiligster aan te botsen. De raadsman had betoogd dat de verdachte onder dwang had gehandeld, maar het hof vond hiervoor geen steun in het dossier. Daarnaast werd de toepassing van het adolescentenstrafrecht besproken, maar het hof concludeerde dat de verdachte ten tijde van het feit meerderjarig was, gezien de bevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut over zijn leeftijd.

Uiteindelijk bevestigde het hof het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de aanvullende overwegingen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met drie rechters en een griffier aanwezig. De jongste raadsheer was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002458-19
datum uitspraak: 28 november 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-044759-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Algerije),
zonder vaste woon-of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof het vonnis aanvult met de navolgende bewijs- en strafmaatoverweging en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aan de aangehaalde artikelen toevoegt.
Aanvullende overweging ten aanzien van het bewijs
Gelet op de inhoud van het procesdossier stelt het hof vast dat de verdachte, nadat hij enkele kledingstukken en usb-kabels uit de [winkel] had gestolen, deze winkel heeft verlaten. Hierbij werd hij achterna gerend door een collega van het latere slachtoffer, beveiligster [naam]. Daartoe aangespoord door genoemde collega versperde [naam] de weg aan de verdachte en probeerde zij hem vast te pakken. De verdachte hield niet in, hij botste bewust hard tegen [naam] aan waardoor zij kwam te vallen.
Het hof is anders dan de raadsman en met de advocaat-generaal van oordeel dat de verdachte door op deze wijze te handelen geweld heeft gebruikt bij zijn poging aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, dan wel het bezit van de gestolen goederen te verzekeren.
Aanvullende overweging ten aanzien van de strafbaarheid van het feit
Nu de raadsman zijn standpunt dat de verdachte door een andere persoon werd gedwongen tot het plegen van de diefstal in hoger beroep niet nader heeft onderbouwd is het hof met de rechtbank van oordeel dat voor dit standpunt in het dossier geen enkele steun voorhanden is.
Aanvullende overweging ten aanzien van de strafmaat
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht het adolescentenstrafrecht als bedoeld in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht toe te passen, nu de verdachte in een eerdere stadium in deze strafprocedure is beschouwd en behandeld als minderjarige.
Op grond van het procesdossier stelt het hof het volgende vast. De verdachte heeft gesteld geboren te zijn op [geboortedag] 2001. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft op verzoek van de Immigratie-en Naturalisatie Dienst op 10 mei 2019 na onderzoek op 4 april 2019 gerapporteerd dat bij de verdachte volledig uitgerijpte sleutelbeenderen zijn waargenomen. Dergelijke bevindingen passen, aldus het NFI, niet bij de door verdachte opgegeven leeftijd. In de literatuur zijn uitgerijpte sleutelbeenderen slechts aangetroffen bij individuen met een leeftijd vanaf 20 jaar. Uit bovenstaande begrijpt het hof dat de door de verdachte opgegeven geboortedatum onjuist is en dat de verdachte ten tijde van het plegen van het feit meerderjarig was. Door de onjuiste opgave van zijn leeftijd is de verdachte in de fase van de vervolging tot de zitting in eerste aanleg ten onrechte beschouwd als een minderjarige. Het hof ziet met de advocaat-generaal geen reden tot het toepassen van het adolescentenstrafrecht, het enkele opgeven van een onjuiste geboortedatum kan daar niet toe leiden.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. M.J.A. Plaisier en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 november 2019.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]