Uitspraak
(verblijf) adres: [adres 2].
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 februari 2019. De verdachte, geboren in 1999, was eerder veroordeeld tot een jeugddetentie van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de bijzondere voorwaarden die aan de jeugddetentie waren verbonden en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. De advocaat-generaal had gevorderd de proeftijd te verlengen naar drie jaren, maar dit verzoek werd afgewezen op basis van de wetgeving omtrent adolescentenstrafrecht.
Het hof heeft de bijzondere voorwaarden aangepast en de verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, zich laten behandelen door het Forensisch Jeugdteam, en verblijven bij een instelling voor beschermd wonen. De vordering tot tenuitvoerlegging werd afgewezen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de beslissing genomen na het horen van de raadsvrouw en de advocaat-generaal, en na het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, waarbij ook rapportages van de jeugdreclassering zijn betrokken. De verdachte heeft in het verleden op verschillende plekken verbleven, maar heeft momenteel geen stabiele woonplek, wat de noodzaak voor passende hulp en begeleiding onderstreept.