ECLI:NL:GHAMS:2019:4282
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Vermindering van betalingsverplichting ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de verzoeker, die in Vietnam is geboren in 1958 en momenteel onder bewind staat. De verzoeker had eerder een verplichting opgelegd gekregen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 156.519,00 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag was vastgesteld bij arrest van het hof op 18 april 2019. De verzoeker heeft op 11 oktober 2019 een verzoek ingediend om het resterende bedrag van € 144.948,36 kwijt te schelden of te matigen, onderbouwd met argumenten over haar ernstige gezondheidstoestand, waaronder kanker, en haar financiële situatie, die als schrijnend werd omschreven.
Tijdens de behandeling van het verzoek in raadkamer op 15 november 2019, zijn zowel de advocaat-generaal als de verzoeker, bijgestaan door haar advocaat, gehoord. De advocaat-generaal heeft aangegeven dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) een betalingsregeling van € 100,00 per maand met de verzoeker wil treffen. De verzoeker heeft echter aangevoerd dat zij door haar ziekte en financiële situatie niet in staat is om aan de betalingsverplichting te voldoen. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, waaronder haar gezondheid en financiële situatie, in overweging genomen.
Het hof heeft geconcludeerd dat de verzoeker niet in staat is om het volledige bedrag te betalen, maar dat het ook niet aannemelijk is dat zij helemaal niet kan betalen. Daarom heeft het hof besloten om de resterende betalingsverplichting te matigen tot € 20.000,00 en heeft het hof aansluiting gezocht bij de voorgestelde afbetalingsregeling van het CJIB. De beslissing is genomen met inachtneming van de redelijkheid en billijkheid, waarbij de omstandigheden van de verzoeker zwaar hebben gewogen.