ECLI:NL:GHAMS:2019:4276
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van ontnemingsvonnis in hoger beroep met bespreking van verweer
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 november 2018. Het hoger beroep was ingesteld door de veroordeelde, die was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank had de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 71.415,40. De veroordeelde had hoger beroep ingesteld tegen deze ontnemingsvordering.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 15 november 2019 heeft de verdediging aangevoerd dat de ontnemingsvordering afgewezen moest worden, omdat de veroordeelde slechts één eerdere oogst had die mislukt zou zijn. De raadsman stelde dat de omstandigheden in het pand, waar de hennepkwekerij zich bevond, zo slecht waren dat een geslaagde oogst niet mogelijk was. Het hof heeft echter vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor het bestaan van een eerdere oogst en dat de verdediging onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat deze oogst mislukt was.
Het hof heeft geconcludeerd dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald uit de hennepkwekerij en heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd. De beslissing van het hof is genomen door een meervoudige strafkamer, waarbij de rechters de argumenten van de verdediging hebben gewogen maar uiteindelijk tot de conclusie zijn gekomen dat de ontnemingsvordering terecht was opgelegd.