ECLI:NL:GHAMS:2019:4275

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
23-004365-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake rijden met ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1980, had meermalen als bestuurder met een motorrijtuig op de openbare weg gereden, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf, die werd verhoogd van 3 weken naar 4 weken. De verdachte had eerder al een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen voor soortgelijke feiten, maar dit weerhield hem er niet van opnieuw de weg op te gaan zonder geldig rijbewijs. Het hof oordeelde dat de verdachte het openbaar gezag had ondermijnd en dat de verkeersveiligheid in gevaar was gebracht. De straf werd bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof geen aanleiding zag om af te wijken van de oriëntatiepunten voor strafoplegging. De op te leggen straf was gegrond op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004365-18
datum uitspraak: 29 november 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 november 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 96-092304-18 en 96-005059-18 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof een bewijsmiddel aanvult met bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde:
3.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer LERAF15008-3481 van 13 april 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant], ongenummerde pagina’s.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als van voornoemde opsporingsambtenaar gegeven verklaring, zakelijk weergegeven:
Op 10 april 2018 omstreeks 09:04 uur zag ik een personenauto van het merk
Mercedes over de Fred Roeskestraat rijden in de richting van rechtbank
Amsterdam. Ik herkende de bestuurder als zijnde verdachte [verdachte].
Omstreeks 12:45 uur zag ik dat de Mercedes wegreed. Ik herkende de bestuurder
als zijnde [verdachte].
Op 12 april 2018 zag ik de Mercedes over de Fred Roeskestraat rijden. Ik
herkende de bestuurder als zijnde [verdachte].
Uit de politiegegevens blijkt dat [verdachte] vanaf 3 mei 2017 niet meer mag
rijden met zijn rijbewijs type B. Zijn rijbewijs is geschorst tot en met 20 oktober
2017. Vanaf 20 oktober 2017 is zijn rijbewijs ongeldig verklaard voor
categorieën B en T.

Bespreking van het verweer

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat de antwoorden die de verdachte heeft gegeven in het politieverhoor inzake het onder 1 ten laste gelegde feit, zijnde een bekennende verklaring, per abuis (ook) zijn gebruikt in het politieverhoor van de verdachte inzake het onder 2 ten laste gelegde feit. De verdachte ontkent het onder 2 ten laste gelegde feit te hebben gepleegd.
Het hof verwerpt dit verweer, aangezien de verdachte beide politieverhoren heeft ondertekend en deze twee handtekeningen soortgelijk zijn – dat wil zeggen: zeer waarschijnlijk afkomstig van dezelfde persoon – maar niet identiek (gekopieerd). Het onder 2 ten laste gelegde feit kan daarom, gelet ook op de overige bewijsmiddelen, wettig en overtuigend worden bewezen.

Aanvulling strafmotivering

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren op te leggen, eventueel in combinatie met een werkstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft het openbaar gezag ondermijnd door meermalen als bestuurder met een motorrijtuig op de openbare weg te rijden, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Dit is een ernstig feit, waarmee de verdachte de verkeersveiligheid, ter bescherming waarvan de regels inzake rijbewijzen zijn gegeven, in gevaar zijn gebracht.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor het besturen van een motorrijtuig in geval van een ongeldig verklaard rijbewijs gaan uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken per feit.
Het hof weegt in het nadeel van de verdachte mee dat hij op een zitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 11 april 2018 wegens het rijden met een ongeldig rijbewijs is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden om een dag later, op 12 april 2018, opnieuw een personenauto te besturen. Hiermee heeft de verdachte laten zien dat hij zijn eigen regels maakt en de verkeersveiligheid van anderen hem kennelijk onberoerd laat.
Gelet op het voorgaande is het hof met de politierechter van oordeel dat aan de verdachte voor de onderhavige feiten, ook als rekening wordt gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Een geheel voorwaardelijke (gevangenis)straf doet, ook in combinatie met een onvoorwaardelijke taak- of werkstraf, zoals gevorderd en verzocht door de advocaat-generaal respectievelijk de raadsman, geen recht aan de ernst van de feiten. In hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof geen aanleiding af te wijken van de hiervoor genoemde oriëntatiepunten.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. A.P.M. van Rijn en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 november 2019.
=========================================================================
[…]