In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 11 april 2019 was gewezen. De verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1998, was eerder veroordeeld voor mishandeling en heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf, die werd vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de ernst van het feit, dat zich voordeed op klaarlichte dag in een woonwijk, in overweging genomen. De verdachte had een onbekende jongeman mishandeld, wat leidde tot schrik en fysiek letsel voor het slachtoffer. Het hof oordeelde dat er sprake was van zinloos geweld op de openbare weg, wat een ernstige inbreuk op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer met zich meebracht. Ondanks de ernst van het feit, heeft het hof rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en besloot het een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan eerder was gedaan.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de bewijsmiddelen aangepast en de nummering gecorrigeerd, waarbij het hof de eerdere vaststellingen van de politierechter heeft herzien. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.