ECLI:NL:GHAMS:2019:4274

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
23-001441-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zinloos geweld op de openbare weg met aanpassing van bewijsmiddelen en strafmaat

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 11 april 2019 was gewezen. De verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1998, was eerder veroordeeld voor mishandeling en heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf, die werd vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Het hof heeft de ernst van het feit, dat zich voordeed op klaarlichte dag in een woonwijk, in overweging genomen. De verdachte had een onbekende jongeman mishandeld, wat leidde tot schrik en fysiek letsel voor het slachtoffer. Het hof oordeelde dat er sprake was van zinloos geweld op de openbare weg, wat een ernstige inbreuk op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer met zich meebracht. Ondanks de ernst van het feit, heeft het hof rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en besloot het een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan eerder was gedaan.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de bewijsmiddelen aangepast en de nummering gecorrigeerd, waarbij het hof de eerdere vaststellingen van de politierechter heeft herzien. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001441-19
datum uitspraak: 29 november 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-019028-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1998,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de bewijsmiddelen aanpast zoals volgt.

Bewijsmiddelen

Het hof past de paginanummering en het meervoud van opsporingsambtenaren met betrekking tot de bewijsmiddelen, genoemd in het proces-verbaal van de politierechter van 11 april 2019, aan als volgt.
In het proces-verbaal van de politierechter van 11 april 2019 staat vermeld dat de pagina’s (vindplaatsen) van de bewijsmiddelen “ongenummerd” zijn. Dit is niet het geval. De bewijsmiddelen kunnen op de volgende dossierpagina’s worden gevonden, waarbij het hof de nummering van de bewijsmiddelen door de politierechter aanhoudt:
  • bewijsmiddel 1: dossierpagina’s 8-9
  • bewijsmiddel 2: dossierpagina’s 3-5
  • bewijsmiddel 3: dossierpagina 12
  • bewijsmiddel 4: dossierpagina 14
Voorts staat in het proces-verbaal van de politierechter van 11 april 2019 met betrekking tot bewijsmiddel 3 en 4 vermeld dat het een “verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren” (meervoud) betreft. Dit moet echter zijn: “verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar” (enkelvoud).

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een werkstraf – hetgeen de verdachte ook bereid is te verrichten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op klaarlichte dag in een woonwijk schuldig gemaakt aan een onverhoedse en nare mishandeling van een hem onbekende jongeman, die daardoor schrik en fysiek letsel heeft opgelopen. Hier is sprake van zinloos geweld op de openbare weg. De verdachte heeft met deze mishandeling ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Dit is een zeer ernstig feit en dit rekent het hof de verdachte ook aan. Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheid dat de verdachte voor eenzelfde feit recentelijk tot een werkstraf is veroordeeld, acht het hof de oplegging van een werkstraf in deze zaak niet passend. De jeugdige leeftijd van de verdachte geeft het hof evenwel aanleiding een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de politierechter heeft opgelegd en de advocaat-generaal heeft gevorderd. Teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan een strafbaar feit, zal een deel van deze straf voorwaardelijk worden opgelegd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 november 2019 is hij eerder terzake van mishandeling veroordeeld, hetgeen het hof meeweegt in het nadeel van de verdachte. De verdachte is erg snel weer de fout ingegaan en toont geen enkel inzicht in het verwerpelijke van zijn handelen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. A.P.M. van Rijn en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 november 2019.
De oudste en jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]