Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 20 april 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, toen de aldaar dienstdoende ambtenaar, te weten buitengewoon opsporingsambtenaar van de gemeente Amsterdam [verbalisant 1], verdachte had staande gehouden (ter vaststelling van zijn identiteit) en hem hiertoe had vastgegrepen, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen bovengenoemde ambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, door zich (met kracht) los te rukken/trekken en/of in tegengestelde richting te bewegen aan die waarin voornoemde ambtenaar hem trachtte te geleiden, terwijl dit misdrijf en/of daarmede gepaard gaande feitelijkheden zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten fractuur aan linker en/of rechter (middel)vinger bij die [verbalisant 1] ten gevolge heeft gehad;
hij op of omstreeks 20 april 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] buitengewoon opsporingsambtena(a)r(en) van de gemeente Amsterdam gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, in hun/zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen/hem (meermalen) de woorden toe te voegen: “jullie zijn kankerhonden”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Vonnis waarvan beroep
Bewijsoverwegingen
het hof begrijpt steeds: [getuige 3]), als vrienden onder elkaar, die of dat soort woorden toegeroepen, omdat [getuige 3] zijn laatste drankje had opgedronken. Net op dat moment fietsten de opsporingsambtenaren langs hun groepje. Dat het niet tegen de verbalisanten was gericht, blijkt ook omdat de verdachte verbaasd reageerde toen de handhavers de verdachte om zijn legitimatie vroegen, er meerdere mensen aanwezig waren en de verdachte geen reden had de belediging tot de opsporingsambtenaren te richten. Blijkens jurisprudentie was de belediging in andere zaken – anders dan in deze zaak – zeer duidelijk tot een opsporingsambtenaar gericht.
het hof begrijpt steeds: de verdachte) “kankerhonden” riep. Nadat [verbalisant 3] vroeg wat de man zei, zei de man (wederom) “kankerhond”. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de opsporingsambtenaren niet heeft aangekeken. Hij keek naar [getuige 3], die tegenover hem zat. De opsporingsambtenaren stonden achter [getuige 3]. De verdachte heeft verklaard dat hij het “k-woord” nooit gebruikt; hij heeft “vuile honden” of iets dergelijks gezegd.
het hof begrijpt steeds: de verdachte) om zijn identiteitsbewijs hebben gevraagd en dat de man weigerde dit aan hen te geven en zijn identiteit kenbaar te maken. De man liep vervolgens weg, versnelde zijn pas en begon daarna te rennen. [verbalisant 1] sommeerde de man tevergeefs te blijven staan. [verbalisant 1] is achter de man aangerend en zag dat de man een deur opende waarachter een trap zat. De man rende deze trap op. [verbalisant 1] pakte de man bij zijn rechterbeen om hem te stoppen. [verbalisant 1] voelde dat de man zich verzette, maar had de man nog steeds vast bij zijn rechterbeen. [verbalisant 1] viel achterover een paar traptreden naar beneden. [verbalisant 1] wilde de linkerarm van de man pakken en voelde dat de man zich verzette. Hij voelde dat de man de andere richting op wilde dan de richting welke [verbalisant 1] hem wilde hebben. [verbalisant 1] zag bijna niets maar voelde dat de man om zich heen begon te slaan; hij voelde namelijk dat hij meerdere keren op zijn lichaam werd geraakt door de man. Toen [verbalisant 1] buiten was, voelde hij dat de middelvinger van zowel zijn rechter- als linkerhand pijn deden en dat hij deze nauwelijks kon bewegen. Beide vingers bleken gebroken. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij tegen de opsporingsambtenaren heeft gezegd dat hij 500 meter verderop woonde en dat hij zijn identiteitsbewijs zou gaan halen. De verdachte ontkent dat (vervolgens) een worsteling en/of verzet heeft plaatsgevonden.
hierdoor” in beide middelvingers een hevige pijnscheut voelde (dossierpagina 4).
zwaarlichamelijk letsel, zodat de verdachte hiervan (partieel) zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak van feit 2
Bewezenverklaring
hij op 20 april 2018 te Amsterdam toen de aldaar dienstdoende ambtenaar, te weten buitengewoon opsporingsambtenaar van de gemeente Amsterdam [verbalisant 1], verdachte had staande gehouden ter vaststelling van zijn identiteit en hem hiertoe had vastgegrepen, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde ambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, door zich in tegengestelde richting te bewegen aan die waarin voornoemde ambtenaar hem trachtte te geleiden, terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel, te weten fractuur aan linker en rechter middelvinger bij die [verbalisant 1] ten gevolge heeft gehad.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1]
- de ernst van de aantasting in de persoon van de benadeelde partij en de gewelddadige wijze waarop dit heeft plaatsgehad;
Daarnaast is gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
€ 935,00 (negenhonderdvijfendertig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 935,00 (negenhonderdvijfendertig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
18 (achttien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.