2.28Op basis van de opinies die zijn overgelegd neemt het hof tot uitgangspunt dat naar Albanees recht het niet honoreren van opgewekt vertrouwen dat een overeenkomst tot stand zal komen onrechtmatig kan zijn tegenover de beoogde wederpartij, als dat vertrouwen gerechtvaardigd was. Het is aan ABA, die zich daarop beroept, om behoorlijk te onderbouwen dat in dit geval van dergelijk opgewekt vertrouwen sprake is geweest. Daarin is zij niet geslaagd. Dat wordt als volgt toegelicht.
2.28.1De oorspronkelijke toezeggingen van Enel om een PPA en PTA te sluiten met de SPV/ABA zijn, volgens ABA zelf, gedaan voordat in 2000 een definitieve beslissing over de voortgang van het Project was genomen en derhalve voordat de samenwerkingsovereenkomst per 2 september 2000 tot een einde was gekomen omdat Enelpower zich uit het Project had teruggetrokken. Dat wil zeggen dat deze toezeggingen zijn gedaan in de situatie dat alle betrokkenen nog uitgingen van een scenario waarbij Enelpower een positieve investeringsbeslissing zou nemen en dus betrokken zou zijn bij de bouw van de centrale.
2.28.2Enelpower heeft de samenwerkingsovereenkomst evenwel per 2 september 2000 beëindigd, omdat een aantal aspecten haar reden tot zorg gaven en omdat zij daarover met BEG niet tot overeenstemming kon komen. Ook in dit verband is van belang dat niet ter zake doet of die redenen juist waren en dat de overeenkomst haar de mogelijkheid liet om een eigen afweging te maken, hetgeen [X] , als bestuurder van zowel BEG als ABA, wist. Daarmee stond vanaf 2 september 2000 tussen alle betrokken partijen vast dat Enelpower niet meer zou participeren in het Project.
2.28.3Dit betekent, dat de situatie in februari 2003 wezenlijk gewijzigd was ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. Enelpower zou immers niet meer participeren en de beslissing om zich terug te trekken was inmiddels in de Italiaanse arbitrage, wat daarvan verder zij, niet onrechtmatig geacht. [X] , wiens kennis ook aan ABA kan worden toegerekend, was ten tijde van de bespreking in februari 2003 van al deze feiten en omstandigheden op de hoogte.
Onder die omstandigheden kan van een gerechtvaardigd vertrouwen op het alsnog tot stand komen van de voorafgaand aan 2 september 2000, met het oog op de toen nog voorziene mogelijke samenwerking met Enelpower besproken, PTA enPPA alleen sprake zijn als zich nadien nog bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan.
2.28.4De argumenten die ABA in dit verband aanvoert zien in de eerste plaats op de geschiedenis. In de periode vanaf 1996 is op het hoogste niveau contact geweest over door Enel c.s. aan te kopen elektriciteit die zou worden opgewekt door waterkracht in Albanië. Hieraan is ook in de pers aandacht besteed. Kalivaç is daarbij expliciet genoemd. De uitlatingen en beslissingen tot en met de zomer 2000 vormen echter, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent het einde van de overeenkomst tussen BEG en Enelpower, in 2003 geen behoorlijke basis voor vertrouwen zijdens ABA.
2.28.5Dan wijst ABA op het belang voor Enel om, gelet op haar verplichtingen om groene elektriciteit te verkopen, tot dergelijke overeenkomsten te komen. ABA wijst daarbij op uitlatingen van Enel in de pers waaruit dat belang blijkt en waaruit voorts blijkt dat Enel, met de onderzeese kabel, ook over de mogelijkheden zou beschikken om die elektriciteit te transporteren van Albanië naar Italië. Omdat ABA de enige was die groene elektriciteit uit de Kalivaç-centrale mocht verkopen, mocht zij verwachten dat Enel met haar daarvoor een overeenkomst zou sluiten. Daarbij komt dat Enel wist dat dergelijke overeenkomsten voor ABA gunstig geweest zouden zijn, omdat zij daarmee gemakkelijker nieuwe investeerders had kunnen aantrekken voor de bouw van de Kalivaç-centrale, zo betoogt ABA.
Deze argumenten snijden slechts in zoverre hout dat ABA daaraan wellicht de verwachting kon ontlenen dat Enel met haar in gesprek zou gaan, omdat de mogelijkheid tot een wederzijds aantrekkelijke afspraak bestond. Dat gesprek is Enel ook aangegaan. Het aangaan van een gesprek is echter slechts het begin van het onderhandelingsproces. Zoals [X] als ervaren zakenman en onderhandelaar namens ABA ook moet hebben beseft, is voor het tot stand komen van langjarige contracten voor zeer veel elektriciteit (en dus zeer veel geld) als hier aan de orde vervolgens nog aanmerkelijk meer nodig. Met name dienen partijen te spreken en het eens te worden over allerlei wezenlijke elementen, zoals de te leveren hoeveelheden, de prijs, de modaliteiten van levering en betaling, de wijze waarop met tekortkomingen wordt omgegaan etc.
2.28.6Het had tegen die achtergrond op de weg van ABA gelegen om concreet te stellen wat daarover is besproken en waarom zij daaraan in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat partijen het over deze elementen eens zouden worden, en zij er dus gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat tussen haar en Enel een PPA en PTA tot stand zou komen. Wat betreft de bespreking in februari 2003 heeft ABA niet gepreciseerd wat die te sluiten overeenkomsten zouden inhouden en evenmin wat er in dat verband door wie is toegezegd, noch waarom zij erop mocht vertrouwen dat daadwerkelijk een PPA en PTA gesloten zou worden. Weliswaar stelt zij dat er toen op hoog niveau gesproken is over het alsnog realiseren van het Project en dat partijen toen geen voorbehouden hebben gemaakt ten aanzien van de toezegging om een PPA en PTA te sluiten, maar dat is tegen voormelde achtergrond te vaag. Gegeven de genoemde ontwikkelingen sedert het begin van de contacten, zeven jaar eerder, kan het gerechtvaardigd vertrouwen op de totstandkoming van de PPA en PTA niet gebaseerd worden op het ontbreken van voorbehouden ten aanzien van het gestand doen van toezeggingen die zelf ook niet geconcretiseerd zijn. De stukken uit de Albanese procedure waarnaar ABA verwijst (2A, d.w.z. prod. 277, 4A, prod. 281 en 8A, prod. 288) houden niet meer in dan dat het gesprek op 13 februari 2003 heeft plaatsgevonden. Overigens blijkt uit de stukken van de Albanese procedure niet dat ABA in die procedure (wel) heeft gesteld dat, en waarom, het vertrouwen van ABA dat Enel die overeenkomsten zou sluiten toen gerechtvaardigd was. Het sluiten van een PPA en PTA is in die procedure vooral zijdelings aan de orde geweest; de nadruk lag op het niet langer meewerken aan het Project door Enelpower en Enel. Dat later nog andere besprekingen hebben plaatsgevonden of dat anderszins is dooronderhandeld over een tussen Enel en ABA te sluiten PPA en PTA, is gesteld noch gebleken.
2.28.7In de Albanese procedure is benadrukt hoe groot het nadeel voor ABA was, niet alleen omdat de zekerheid van de afnamecontracten wegviel, zodat het gehele Project in gevaar kwam, maar ook omdat het verlies van vertrouwen van Enel in ABA slecht was voor haar reputatie.
Ook hier geldt dat de enkele omstandigheid dat het niet sluiten van een voor een ander gunstige overeenkomst naar Albanees recht onvoldoende is om dat niet-sluiten jegens die ander onrechtmatig te doen zijn, zelfs als dat nadeel duidelijk en groot was. Het blijft noodzakelijk dat de schadelijdende partij mocht vertrouwen op het sluiten van die (of in elk geval een) overeenkomst.
2.28.8ABA heeft nog gesteld dat het niet-sluiten van een PTA en PPA door Enel onrechtmatig was omdat dit werd ingegeven door de wens het Project te kapen en dat dit gegeven bijdraagt aan de onrechtmatigheid. Dat kan niet dienen als onderbouwing van haar stellingen. Wezenlijk blijft immers of ABA er in (2000 en) 2003 gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat Enel een PPA en PTA zou sluiten.
In dat verband verdient opmerking dat niet in geschil is dat het oorspronkelijke plan voor het Project niet tijdig uitgevoerd kon worden en dat er technische problemen en problemen met de vergunningen waren; het uitvoeren van het oorspronkelijke plan en daarbij sluiten van een PPA en PTA was dus hoe dan ook niet mogelijk. ABA is zelf nog met een andere partij in zee gegaan zonder dat dat tot voltooiing van het Project heeft geleid.
Partijen twisten over de vraag aan wie het niet (tijdig) uitvoeren valt te wijten, alsmede over de vraag of het gebrek aan eerder voortvarend handelen die problemen al dan niet heeft verergerd en of daarover al dan niet eerder onjuist of onvolledig is verklaard.
Wat daarvan zij, ook als ABA op die punten gelijk zou hebben rechtvaardigt dat niet bedoeld vertrouwen.
2.28.9Voorts is uitgebreid aandacht besteed aan de wijze waarop Enel (en/of Enelpower) (door het inzetten van Black Cube en door de onregelmatigheden rond de arbitrage) [X] en ABA onbehoorlijk heeft behandeld. Wat daarvan zij, die mogelijk onrechtmatige handelingen houden geen oorzakelijk verband met het niet sluiten van een PTA en PPA en evenmin met het vertrouwen dat dat alsnog zou gebeuren of met de gestelde schade.