ECLI:NL:GHAMS:2019:424

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2019
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
23-000454-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging tegen een slachtoffer op 31 oktober 2016 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het meermalen stompen en schoppen van het slachtoffer, terwijl deze op de grond lag. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader geweld heeft gepleegd, wat heeft geleid tot pijn en letsel bij het slachtoffer, evenals psychische gevolgen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, en er is een voorwaardelijke straf opgelegd. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van €800 toegewezen, terwijl het hof oordeelde dat de behandeling van de overige vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, evenals de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000454-18
Datum uitspraak: 4 januari 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-100036-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 31 oktober 2016, te Amsterdam, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, te weten Het Laagt, in elk geval op of aan een openbare weg en/of een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- het (meermalen) (met kracht) stompen/slaan tegen het oor en/of het oog, althans het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer], en/of
- het (meermalen) (met kracht) schoppen/trappen en/of stompen/slaan tegen het hoofd en/of de zij van die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] op de grond lag.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 oktober 2016 te Amsterdam, openlijk, te weten op de openbare weg, Het Laagt, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit:
- het meermalen met kracht stompen/slaan tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer], en
- het meermalen met kracht schoppen/trappen en stompen/slaan tegen het hoofd en de zij van die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] op de grond lag.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Hij heeft samen met zijn mededader, een man, die met de moeder van de verdachte in discussie was geraakt, tegen de grond geslagen en op hem ingeschopt terwijl hij weerloos op de grond lag. Het slachtoffer heeft door het door de verdachte gepleegde geweld pijn en fysiek letsel ondervonden, waarvan hij nog geruime tijd last heeft gehad. Ook heeft het slachtoffer psychische gevolgen ervaren van het tegen hem uitgeoefende geweld.
Feiten als het onderhavige maken een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en dragen bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn. Slachtoffers van dergelijke feiten ervaren daarvan vaak, naast fysiek ongemak en overige materiële schade, langdurig de nadelige psychische gevolgen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 december 2018 is de verdachte niet eerder veroordeeld door de strafrechter. Wel heeft de verdachte eerder in het kader van een geweldsdelict een transactie voldaan.
Teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van een strafbaar feit, ook in het geval zijn moeder in zijn beleving onheus wordt bejegend, acht het hof een deels voorwaardelijke straf met een proeftijd passend.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1400,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 800,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft betoogd dat het hof dient over te gaan tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 800,00.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 800,00 (achthonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 800,00 (achthonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
16 (zestien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 31 oktober 2016.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. R.M. Steinhaus en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. S. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 januari 2019.
Mr. M.L. Leenaers en mr. M. Senden zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000454-18
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 4 januari 2019.
Tegenwoordig zijn:
mr. R.M. Steinhaus, raadsheer,
mr. S.M. Schouten, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. B.C.C. van Roessel, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.