ECLI:NL:GHAMS:2019:4221

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
23-004559-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal van een Mercedes-Benz in Amsterdam door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Polen en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van poging tot diefstal van een Mercedes-Benz op 22 oktober 2018. De verdachte en zijn medeverdachte werden betrapt in een garage waar zij zich toegang hadden verschaft tot de Mercedes-Benz. De verdachte had het kentekenbewijs van het voertuig in zijn heuptas en de sleutel in zijn broekzak. Het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was en dat de gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachte erop gericht waren om het voertuig weg te nemen. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan poging tot diefstal. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarbij ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf werd gelast. Het hof overwoog dat de verdachte geen respect had voor andermans eigendom en dat hij eerder was veroordeeld voor vergelijkbare delicten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004559-18
datum uitspraak: 27 november 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 december 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-211309-18 en 09-122045-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 november 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om: tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen:
- een voertuig (Mercedes-Benz met kenteken [kenteken]), en/of
- een kentekenbewijs behorende bij dat voertuig (Mercedes-Benz met kenteken [kenteken]), en/of - een sleutel behorende bij dat voertuig (Mercedes-Benz met kenteken [kenteken]),
in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer], en zich daarbij de toegang tot die/dat voertuig en toebehoren te verschaffen en/of die/dat weg te nemen voertuig en toebehoren onder zijn/hun bereik te brengen door middel van inklimming en/of een valse sleutel, te weten een (auto)sleutel, tot welk gebruik hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen,
- de garage binnengegaan, waar deze/dit goed(eren) zich bevond(en), en/of
- in voornoemd voertuig gaan zitten, en/of
- voornoemde sleutel behorende bij dat voertuig in een broekzak gedaan, en/of
- voornoemd kentekenbewijs behorende bij dat voertuig in een heuptas gedaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking bewijsverweer

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is kort gezegd aangevoerd dat de verdachte weliswaar de garage is binnengegaan, maar dat daarmee nog niet tot een bewezenverklaring van poging tot diefstal van de Mercedes gekomen kan worden.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
Blijkens de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is op 22 oktober 2018 een melding gemaakt van indringers in een garage aan de [adres] in Amsterdam. De melder, [getuige], had gezien dat de deuren van die eerder door hem afgesloten garage op een kier stonden en dat twee mannen in de daar geparkeerde Mercedes Benz zaten. Vervolgens heeft hij de garagedeuren met een afstandsbediening gesloten (en de indringers dus opgesloten) en de politie gebeld. Nadat twee politieambtenaren ter plaatse waren gekomen, heeft de melder de garagedeuren geopend en bleken zich twee mannen in de garage te bevinden. Eén van de mannen zat achter het stuur van de Mercedes Benz. De andere man, de verdachte, stond pal naast het openstaande linker voorportier. Tijdens een daarop gevolgde fouillering van de verdachte is in het voorvakje van zijn heuptas het kentekenbewijs van deze Mercedes aangetroffen. In de broekzak van de medeverdachte is een Mercedessleutel aangetroffen. De airco van deze Mercedes kon met deze sleutel worden bediend.
De gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachte, in het bijzonder dat zij reeds een kentekenbewijs en sleutel die bij de Mercedes hoorden bij zich hadden gestoken en de medeverdachte achter het stuur had plaatsgenomen, waren er gelet op de uiterlijke verschijningsvorm daarvan op gericht om dat voertuig weg te nemen. Een andere plausibele uitleg voor die gedragingen is er niet; de lezing van de verdachte, inhoudende dat hij in de garage wilde schuilen tegen de kou, schuift het hof als ongeloofwaardig terzijde, omdat bij die lezing zou passen dat hij noch zijn kompaan zich in de Mercedes heeft bevonden en hij géén kentekenpapieren in zijn tas had, hetgeen niet het geval was. Bij die stand van zaken staat voor het hof buiten redelijke twijfel vast dat de twee mannen hebben gehandeld met het oogmerk om zich de Mercedes wederrechtelijk toe te eigenen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 oktober 2018 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een voertuig (Mercedes-Benz met kenteken [kenteken]) dat toebehoorde aan [slachtoffer], opzettelijk met zijn mededader
- de garage is binnengegaan, waar dit goed zich bevond en
- in voornoemd voertuig is gaan zitten en
- een sleutel behorende bij dat voertuig in een broekzak heeft gedaan en
- een kentekenbewijs behorende bij dat voertuig in een heuptas heeft gedaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van een kostbare Mercedes Benz uit een garage. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom en slechts oog te hebben voor eigen financieel gewin.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 november 2019 is hij vier keer eerder onherroepelijk tot vrijheidsstraffen veroordeeld voor veelal gekwalificeerde vermogensdelicten. Dit wordt in strafverzwarende zin meegewogen.
Het hof heeft bij het bepalen van de strafmaat gelet op de straffen die ter zake van autodiefstal aan recidivisten plegen te worden opgelegd. Die straffen hebben hun weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt in het geval van veelvuldige recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden genoemd. Het hof zoekt hierbij aansluiting, nu het hier weliswaar om een poging tot autodiefstal gaat maar deze is wel in vereniging gepleegd, en zal een gevangenisstraf van 3 maanden opleggen. Bijzondere persoonlijke omstandigheden die in voordeel van de verdachte spreken zijn gesteld noch gebleken. In de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht ziet het hof geen aanleiding voor een andere uitkomst. Dit alles brengt mee dat het hof de verdachte een hogere straf zal opleggen dan in eerste aanleg is gedaan en in hoger beroep is gevorderd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 25 juni 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende algemene en bijzondere voorwaarden, is essentieel dat overtreding van deze voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan consequenties worden verbonden. Dat dient ook in deze zaak te gebeuren. Daarom zal de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 25 juni 2018, parketnummer 09-122045-18, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. J.J.I. de Jong en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van
mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
27 november 2019.