ECLI:NL:GHAMS:2019:4220

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
23-004189-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met wijziging van de opgelegde straf in hoger beroep wegens winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Polen in 1986 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 13 november 2018, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor winkeldiefstal. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de opgelegde gevangenisstraf vernietigd en vervangen door een gevangenisstraf van één maand.

Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de recidive van de verdachte. De verdachte had zich samen met een ander schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, wat niet alleen schade toebrengt aan de winkelbedrijven, maar ook leidt tot hogere prijzen voor consumenten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder onherroepelijk tot vrijheidsstraffen was veroordeeld en heeft dit strafverzwarend meegewogen.

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft besloten dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof, waarbij de meervoudige strafkamer aanwezig was.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004189-18
datum uitspraak: 27 november 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-702679-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere overwegingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, zodat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, zulks met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf; in zoverre zal het vonnis worden vernietigd en met dien verstande dat de bewijsvoering die de politierechter heeft gehanteerd wordt vervangen door de bewijsvoering die (in de gevallen waarin de wet dit vereist) in een later bij dit verkort arrest te voegen bijlage zal worden vervat.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Aldus heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom en kennelijk slechts oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. Dit is niet alleen een misdrijf dat overlast oplevert voor de winkelbedrijven, maar ook hogere prijzen voor consumenten, doordat winkelbedrijven het verlies van goederen als gevolg van diefstal zullen doorberekenen in de verkoopprijs, naast de aanzienlijke kosten die zijn gemoeid met het treffen van maatregelen ter voorkoming van winkeldiefstallen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 november 2019 is hij vier keer eerder onherroepelijk tot vrijheidsstraffen veroordeeld voor veelal gekwalificeerde vermogensdelicten. Dit wordt in strafverzwarende zin meegewogen.
Het hof heeft bij de bepaling van de strafmaat gelet op de straffen die ter zake van winkeldiefstal aan recidivisten plegen te worden opgelegd. Die straffen hebben hun weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt in het geval van veelvuldige recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand genoemd. Het hof zoekt hierbij aansluiting en ziet geen goede reden hier vanaf te wijken, zeker nu de verdachte de thans bewezen diefstal ook nog eens een keer in vereniging heeft begaan. Bijzondere persoonlijke omstandigheden die in het voordeel van de verdachte spreken zijn gesteld noch gebleken en in de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht ziet het hof evenmin aanleiding voor een andere uitkomst. Dit alles brengt mee dat het hof de verdachte een hogere straf zal opleggen dan in eerste aanleg is gedaan en in hoger beroep is gevorderd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand passend en geboden.

Toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het voorgaande.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. J.J.I. de Jong en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van
mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 november 2019.