ECLI:NL:GHAMS:2019:420

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2019
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
23-000604-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake fietsendiefstal met valse sleutels en vordering tot omzetting in taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van fietsendiefstal door middel van valse sleutels, gepleegd op 21 februari 2017 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte zowel de diefstal van een damesfiets als pogingen tot diefstal van andere fietsen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij het hof de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking heeft genomen. De verdachte had eerder al een gevangenisstraf ondergaan voor soortgelijke misdrijven, wat de ernst van de huidige zaak vergrootte. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren. In hoger beroep heeft het hof de straffen herzien en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag opgelegd, naast een taakstraf van 30 uren. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf behandeld en besloten om deze om te zetten in een taakstraf. Het hof heeft de positieve ontwikkeling van de verdachte in zijn leven erkend, maar heeft ook de ernst van de feiten en de recidive in overweging genomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000604-18
Datum uitspraak: 4 januari 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701292-17 en 13-701039-16 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (dames)fiets, kleur zwart, geheel of ten dele toebehorende aan een tot nu toe onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die/dat weg te nemen fiets heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel (te weten door middel van een onrechtmatig verkregen, althans onbevoegd gebruikte, sleutel en/of "loper" althans een soortgelijk voorwerp in het fietsslot te doen en/of te duwen en/of (vervolgens) te wrikken), zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
2:
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland (telkens) ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meer fietsen geheel of ten dele toebehorend aan (telkens) een of meer tot nu toe onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en zich daarbij (telkens) de toegang tot die fiets(en) te verschaffen en/of die weg te nemen fiets(en) (telkens) onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of van een valse sleutel, (telkens) naar die fiets(en) is gegaan en/of (telkens) die fiets(en) heeft vastgepakt en/of (vervolgens telkens) een sleutel en/of "loper", althans een soortgelijk voorwerp in het slot van die fiets(en) heeft gestoken en/of gedaan en/of (vervolgens) heeft gewrikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 21 februari 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damesfiets, kleur zwart, toebehorende aan een tot nu toe onbekend gebleven persoon, waarbij hij, verdachte, die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door middel van een onrechtmatig verkregen, althans onbevoegd gebruikte, sleutel of "loper", zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
2:
hij op 21 februari 2017 te Amsterdam, telkens ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen fietsen toebehorend aan telkens tot nu toe onbekend gebleven personen, en daarbij telkens die weg te nemen fietsen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, telkens naar die fietsen is gegaan en die fietsen heeft vastgepakt en vervolgens telkens een sleutel en/of "loper" in het slot van die fietsen heeft gestoken en vervolgens heeft gewrikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen waarvan 29 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden - kort gezegd - een meldplicht, het voortzetten van het contact met het ACT1-team en indien het ACT het indiceert medewerking verlenen aan het realiseren van een geschikte vorm van huisvesting, en daarnaast een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen waarvan 29 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en een proeftijd van twee jaren en daarnaast een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft verzocht enkel een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, nu het voor de verdachte - gelet op zijn psychische problemen - te zwaar is om de door de politierechter opgelegde onvoorwaardelijke taakstraf uit te voeren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets en aan meerdere pogingen daartoe. Fietsendiefstal is een ergerlijk feit en veroorzaakt schade voor de benadeelde.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 december 2018 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten, waaronder fietsendiefstallen, onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij houdt zich aan de afspraken die hij met de reclassering maakt, hij is nu goed ingesteld op zijn medicatie, is “clean” ten aanzien van de meeste middelen, woont zelfstandig in [adres], heeft een sociaal vangnet en hij heeft een dagbesteding in de vorm van (begeleid) sporten. Hoewel hij vaker met politie en justitie in aanraking is gekomen, is het nu al twee jaar geleden dat de verdachte voor het laatst met justitie in aanraking is geweest. Het contact met zijn familie levert een sociaal vangnet op en hij heeft regelmatig contact met zijn psychiater.
Naar het zich laat inzien, zo overweegt het hof, heeft het leven van de verdachte een positieve wending genomen, hetgeen steun vindt in het ter terechtzitting in hoger beroep door de raadsvrouw overgelegde e-mailbericht van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 20 december 2018. Het hof acht het in het belang van de verdachte én van de samenleving dat deze positief te waarderen lijn wordt doorgetrokken. Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten in het licht van de herhaaldelijke recidive, niet kan worden volstaan met enkel een voorwaardelijke straf. Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één dag en een lagere onvoorwaardelijke taakstraf dan door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 43a, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (13-701039-16)

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft toewijzing van de vordering en omzetting van de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf in een taakstraf voor de duur van 60 uur subsidiair 30 dagen hechtenis gevorderd.
De raadsvrouw heeft, gelet op de in het kader van de strafzaak genoemde positieve ontwikkeling in het leven van de veroordeelde, verlenging van de proeftijd verzocht.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet, op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, aanleiding om de tenuitvoerlegging slechts voor een gedeelte van die straf te gelasten.
Het hof zal in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van een gedeelte van deze vrijheidsstraf deze omzetten in een taakstraf van hierna te melden duur. De vordering tenuitvoerlegging ten aanzien van het overige deel van de eerder door de politierechter te Amsterdam opgelegde voorwaardelijke straf zal worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dag.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast in plaats van de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2016 met parketnummer
13-701039-16, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen, een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2016 met parket nummer 13-701039-16, te weten het restant van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. R.M. Steinhaus en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. S. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 januari 2019.
Mr. M.L. Leenaers en mr. M. Senden zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000604-18
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 4 januari 2019.
Tegenwoordig zijn:
mr. R.M. Steinhaus, raadsheer,
mr. S.M. Schouten, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. B.C.C. van Roessel, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.