ECLI:NL:GHAMS:2019:4169
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling van een minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De moeder van [de minderjarige] heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, die op 28 maart 2019 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] had uitgesproken. De moeder betwist dat er gronden zijn voor de ondertoezichtstelling en stelt dat [de minderjarige] niet ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De Raad voor de Kinderbescherming, verweerder in deze zaak, heeft de ondertoezichtstelling verdedigd en stelt dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige].
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 september 2019 zijn de moeder, haar advocaat, een vertegenwoordiger van de Raad en een gezinsmanager van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers verschenen. De moeder heeft aangegeven dat zij de hulpverlening accepteert en dat zij bezig is met trajecten zoals Ouderschap Blijft en Kenter Jeugdhulp. Het hof heeft vastgesteld dat er inderdaad zorgen zijn over [de minderjarige], maar dat de moeder op dit moment de noodzakelijke hulp accepteert. Het hof heeft geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling per heden niet meer aanwezig zijn, maar heeft de eerdere ondertoezichtstelling tot heden bekrachtigd.
De beslissing van het hof houdt in dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de periode van heden tot 28 maart 2020 wordt vernietigd, en dat het verzoek van de Raad om [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor die periode wordt afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier is verzocht om een afschrift van de uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Noord-Holland.