In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Ghana in 1985 en thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Vught, was beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De tenlastelegging omvatte twee incidenten op 14 februari 2018, waarbij de verdachte dreigende woorden heeft geuit naar de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verdachte heeft zich herhaaldelijk voor de woning van de slachtoffers vertoond, waarbij hij onder andere een bivakmuts droeg en een wandelstok met punt in zijn hand had. Het hof heeft vastgesteld dat de bedreigingen voldoende steun vonden in de verklaringen van de slachtoffers en andere bewijsmiddelen, en heeft de eerdere verweren van de raadsman verworpen.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de bedreiging. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de zaak. Gezien de psychische toestand van de verdachte, die leed aan een ziekelijke stoornis, heeft het hof besloten om de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Het hof heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen de maatregel eist, en dat de verdachte niet in staat is om zich aan voorwaarden te houden. De totale duur van de maatregel is gemaximeerd op vier jaar, conform de wettelijke voorschriften.