ECLI:NL:GHAMS:2019:4156

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
22 november 2019
Zaaknummer
23-003015-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van mishandeling en vernieling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was aangeklaagd voor eenvoudige mishandeling en vernieling van een auto. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 20 augustus 2016 te Velserbroek, waarbij de verdachte zou hebben geslagen en een auto zou hebben beschadigd. Tijdens de zitting in hoger beroep op 31 oktober 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat de precieze toedracht van de gebeurtenissen niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld. De enige onafhankelijke getuige heeft de vermeende mishandeling niet waargenomen, en er waren tegenstrijdige verklaringen van andere getuigen. Hierdoor kon het hof niet wettig en overtuigend bewijzen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.

Daarnaast heeft de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de tenlastegelegde feiten, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Het hof heeft bepaald dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003015-18
datum uitspraak: 14 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 augustus 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-182223-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 augustus 2016 te Velserbroek, gemeente Velsen, althans in Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld door hem op/tegen het hoofd te slaan en/of een portier (hard) tegen het been te duwen;
2.
hij op of omstreeks 20 augustus 2016 te Velserbroek, gemeente Velsen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Mercedes Benz, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing omtrent de bewijsvraag komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat de precieze toedracht ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde niet met voldoende zekerheid is vast te stellen. De enige als onafhankelijk te beschouwen getuige, [getuige 1], heeft de klap die de verdachte tegen het hoofd van de aangever zou hebben gegeven, niet waargenomen, noch heeft hij gezien dat het portier tegen het been van de aangever is geduwd. Hoewel er aanwijzingen zijn dat de aangever links achter zijn oor is geraakt en daar letsel heeft – hetgeen past bij de lezing van de aangever dat hij, zittend op de bestuurdersstoel van zijn taxi, door het open raam heen is geslagen tegen zijn hoofd –, blijkt uit het dossier ook dat mogelijk sprake is van letsel aan de rechter (achter)zijde van het hoofd van aangever, een plaats op het hoofd waarvan veel minder aannemelijk is dat de verdachte hem daar zou hebben geraakt op de wijze die de aangever heeft beschreven. Daarbij komt ook gewicht toe aan de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 3] die het beschreven geweld jegens de aangever niet hebben waargenomen. Getuige [getuige 4] heeft verklaard wél te hebben gezien dat de verdachte heeft geslagen, maar hij heeft geen duidelijkheid verschaft of en waar die slag de aangever zou hebben geraakt.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft alleen de aangever waargenomen dat de verdachte tegen de linker portier van de auto heeft getrapt. Getuige [getuige 4] heeft verklaard geen goed zicht te hebben gehad toen de trap tegen de portier zou zijn gegeven. Getuige [getuige 1] heeft verklaard niets van dit voorval te hebben gezien, terwijl de verdachte volgens hem ([getuige 1]) op enkele meters van de auto van de aangever stond op het moment waarop de trap tegen het portier, logisch gezien, zou hebben moeten plaatsvinden.
Het voorgaande brengt mee dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.462,38. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.262,83. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. A.M. van Woensel en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 november 2019.
Mr. J.J.J. Schols is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]