In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was aangeklaagd voor eenvoudige mishandeling en vernieling van een auto. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 20 augustus 2016 te Velserbroek, waarbij de verdachte zou hebben geslagen en een auto zou hebben beschadigd. Tijdens de zitting in hoger beroep op 31 oktober 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte.
Het hof heeft vastgesteld dat de precieze toedracht van de gebeurtenissen niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld. De enige onafhankelijke getuige heeft de vermeende mishandeling niet waargenomen, en er waren tegenstrijdige verklaringen van andere getuigen. Hierdoor kon het hof niet wettig en overtuigend bewijzen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.
Daarnaast heeft de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de tenlastegelegde feiten, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Het hof heeft bepaald dat beide partijen hun eigen kosten dragen.