In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986 en gedetineerd in PI Achterhoek te Zutphen, was beschuldigd van meermalen diefstal van bier dat toebehoorde aan de Albert Heijn. De tenlastelegging betrof diefstal op of omstreeks 1 december 2018 te Schiphol, waarbij de verdachte bier van een bepaald merk heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte twee keer bier heeft weggenomen en dat er voldoende bewijs was, onder andere door camerabeelden en herkenning door een verbalisant.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar kwam tot dezelfde bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsman pleitte voor een schuldigverklaring zonder straf, wat het hof niet heeft gehonoreerd. Het hof overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor winkeldiefstal en dat de gepleegde feiten hinder veroorzaken voor de gedupeerden. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen werden afgewezen wegens gebrek aan bewijs van betekening aan de verdachte.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. J.J.J. Schols, die buiten staat was om te ondertekenen.