ECLI:NL:GHAMS:2019:4154

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
22 november 2019
Zaaknummer
23-004698-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake meermalen gepleegde diefstal van bier bij Albert Heijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986 en gedetineerd in PI Achterhoek te Zutphen, was beschuldigd van meermalen diefstal van bier dat toebehoorde aan de Albert Heijn. De tenlastelegging betrof diefstal op of omstreeks 1 december 2018 te Schiphol, waarbij de verdachte bier van een bepaald merk heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte twee keer bier heeft weggenomen en dat er voldoende bewijs was, onder andere door camerabeelden en herkenning door een verbalisant.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar kwam tot dezelfde bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsman pleitte voor een schuldigverklaring zonder straf, wat het hof niet heeft gehonoreerd. Het hof overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor winkeldiefstal en dat de gepleegde feiten hinder veroorzaken voor de gedupeerden. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen werden afgewezen wegens gebrek aan bewijs van betekening aan de verdachte.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. J.J.J. Schols, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004698-18
datum uitspraak: 14 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 december 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-245001-18, 05-016887-17 (TUL), 15-046057-16 (TUL) en 05-840531-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres],
uit anderen hoofde gedetineerd in PI Achterhoek te Zutphen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 1 december 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, (telkens) bier (van het merk [merk]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om proceseconomische redenen, nu het hof weliswaar tot dezelfde bewezenverklaring komt als de rechter in eerste aanleg, maar de bewijsmiddelen aanpassing behoeven en het hof tot andere beslissingen komt ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen, zodat het partieel bevestigen van het vonnis een te weinig overzichtelijk samenstel aan beslissingen en motiveringen zou genereren.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit op de grond dat de (‘stills’ van de) camerabeelden te onduidelijk zijn om daarop de verdachte te herkennen, terwijl daarop evenmin een wegnemingshandeling of het (door de dader) passeren van de kassa zonder te betalen, valt waar te nemen.
Het hof overweegt dat het dossier voldoende bewijs bevat voor de vaststelling dat de verdachte twee keer bier heeft weggenomen bij [winkel] en daarvoor niet heeft betaald. Verbalisant [verbalisant] heeft de verdachte in beide gevallen herkend op de camerabeelden en het hof ziet in hetgeen ter verdediging is gesteld geen aanleiding aan die herkenning te twijfelen, zodat het verweer niet kan slagen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen op 1 december 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, telkens bier van het merk [merk], dat aan [winkel] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, meermalen gepleegd

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel op de grond dat de verdachte met de ISD-maatregel, die hem in een andere zaak is opgelegd, voldoende is gestraft. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de verdachte pas na 10 uren na zijn aanhouding in verzekering is gesteld, zodat de daarvoor gestelde termijn is overschreden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Winkeldiefstal is een misdrijf dat naast schade vaak veel hinder veroorzaakt voor de gedupeerde bedrijven en hun werknemers. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 oktober 2019 is hij meermalen wegens winkeldiefstal onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt. Voorts is in het nadeel van verdachte meegewogen dat de onderhavige feiten zijn gepleegd terwijl kort daarvoor de tenuitvoerlegging van een aan verdachte opgelegde ISD-maatregel was gestart. Voor schuldigverklaring zonder oplegging van straf is (ook) daarom geen ruimte.
Het verweer inzake de inverzekeringstelling verweer faalt reeds wegens gebrek aan feitelijke grondslag, nu de inverzekeringstelling – die is voorafgegaan door (een bevel tot) het ophouden voor onderzoek van de verdachte – binnen de geldende termijn is bevolen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (05-016887-17)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij verstekvonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 14 april 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof stelt vast dat in het dossier de betekening/mededeling van het verstekvonnis ontbreekt. Nu niet kan worden vastgesteld of het vonnis op de bij de wet voorgeschreven wijze aan de verdachte ter kennis is gebracht, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Vordering tenuitvoerlegging (15-046057-16)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij verstekvonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 december 2017 opgelegde voorwaardelijke geldboete van 250 euro. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof stelt vast dat in het dossier de betekening van het verstekvonnis ontbreekt. Nu niet kan worden vastgesteld of het vonnis op de bij de wet voorgeschreven wijze aan de verdachte ter kennis is gebracht,, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Vordering tenuitvoerlegging (05-840531-17)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 3 augustus 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen waarvan 13 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, nu zich onvoldoende stukken in het dossier bevinden met betrekking tot deze vordering.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 4 december 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 14 april 2017, parketnummer 05-016887-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 3 weken.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 4 december 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 december 2017, parketnummer 15-046057-16, voorwaardelijk opgelegde geldboete van 250 euro.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 4 december 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 3 augustus 2017, parketnummer 05-840531-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 13 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. A.M. van Woensel en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 november 2019.
Mr. J.J.J. Schols is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
========================================================================
[…]