beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.265.859/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 12 november 2019
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] .,
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. J.E. Stam, kantoorhoudende te Naarden,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
VERWEERSTER,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. B.E.J.M. Tomlow, kantoorhoudende te Utrecht.
1.
Het verloop van het geding
1.1 In het vervolg zullen partijen, belanghebbenden en andere personen (ook) als volgt worden aangeduid:
- verzoekster met [A] ;
- [D] ;
- verweerster met [B] ;
- belanghebbende met [C]
- [E] .
1.2 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in deze zaak van 20 en 23 september 2019.
1.3 Bij die beschikkingen heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang –
1. een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van [B] met aanhouding van de aanwijzing van de onderzoeker;
2. bij wijze van onmiddellijke voorzieningen en vooralsnog voor de duur van het geding:
a. [A] en [C] geschorst als bestuurders van [B] ;
b. mr. B.M.A. van Hussen (hierna: Van Hussen) benoemd tot zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd bestuurder van [B] ;
c. de gewone aandelen in [B] ten titel van beheer overgedragen aan een nader aan te wijzen beheerder.
1.4 Van Hussen heeft bij brief van 29 oktober 2019 de Ondernemingskamer verzocht haar te ontheffen als bestuurder en een ander als bestuurder aan te wijzen. Bij brief van 4 november 2019 met bijlagen heeft Van Hussen haar verzoek toegelicht.
1.5 Bij brief van mr. Stam van 4 november 2019 heeft [A] aangedrongen op het aanblijven van Van Hussen en de Ondernemingskamer verzocht – zakelijk weergegeven – om de bemoeienis van [E] met de bedrijfsvoering te minimaliseren door, bij wijze van aanvullende onmiddellijke voorzieningen:
te bepalen dat alle communicatie door, namens of aan [E] alleen verloopt via zijn advocaat;
[E] de toegang tot het bedrijf te ontzeggen, althans te bepalen dat hij slechts met toestemming van de bestuurder toegang tot het bedrijf heeft;
[E] en [C] op straffe van een dwangsom op te leggen dat zij zich onthouden van uitlatingen aan personeel, aandeelhouders, directie, leveranciers, klanten en de bank.
1.6 Bij schriftelijke reactie van 4 november 2019 van mr. Tomlow op het in 1.4 genoemde ontheffingsverzoek heeft [C] zich op het standpunt gesteld dat in plaats van Van Hussen een “ondernemer/bedrijfseconoom” als tijdelijk bestuurder benoemd zou moeten worden.
1.7 De hierboven genoemde verzoeken zijn – met instemming van partijen – ten overstaan van mr. G.C. Makkink als daartoe op de voet van artikel 16 lid 5 Rv aangewezen raadsheer-commissaris behandeld ter zitting van 5 november 2019. Bij die gelegenheid hebben partijen en Van Hussen hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. Vertegenwoordigers van ING Bank (hierna: ING), huisbankier van de onderneming, hebben ook vragen beantwoord. De overige leden van de Ondernemingskamer die deze beschikking wijzen hebben kennis genomen van het proces-verbaal van de zitting en dit proces-verbaal is voorafgaand aan het wijzen van deze beschikking aan partijen toegezonden.
1.8 Bij brief van 8 november 2019 heeft mr. Stam de Ondernemingskamer bericht dat partijen nader overleg hebben gevoerd en als uitkomst daarvan de Ondernemingskamer gezamenlijk verzoeken, kort gezegd:
een
corporate financeadviseur te benoemen die zich gedurende vier tot acht weken gaat richten op de verkoop van [B] aan een derde partij, met dien verstande dat ook [C] als koper in aanmerking komt;
een zelfstandig bevoegd bestuurder te benoemen.
2 De feiten
De Ondernemingskamer verwijst naar de feiten genoemd in haar beschikking van 20 september 2019 en gaat voorts uit van de volgende feiten:
2.1ING heeft bij brief van 21 oktober 2019 aan [B] te kennen gegeven dat zij de financiering opzegt en dat zij onder een aantal voorwaarden bereid is verhaalsmaatregelen met betrekking tot haar vordering van ruim € 2,6 miljoen uit te stellen tot 1 april 2020. Tot die voorwaarden behoort dat [B] vóór 1 december 2019 een voor ING aanvaardbaar plan van aanpak presenteert dat voorziet in terugbetaling van de schuld.
2.2[B] heeft schulden aan haar aandeelhouders van in totaal ongeveer € 260.000 en een schuld aan de ouders van [D] en [E] van ongeveer € 50.000. [E] en [D] staan ieder in privé tot een bedrag van € 150.000 borg voor terugbetaling door [B] van de door ING verstrekte financiering.
2.3Uit de door Van Hussen overgelegde cijfers blijkt dat een winstgevende exploitatie van de onderneming mogelijk is. In de komende weken staan twee audits gepland op het gebied van kwaliteit van het product en voedselveiligheid.