ECLI:NL:GHAMS:2019:4071

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
13 november 2019
Zaaknummer
200.249.016/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de toepassing van pensioenreglementen en pensioenaanspraken in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een appellant en de Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland over de toepassing van pensioenreglementen en de daaruit voortvloeiende pensioenaanspraken. De appellant, geboren in 1946, heeft in 1972 dienst genomen bij Sperry Rand Holland N.V. en heeft sindsdien verschillende pensioenregelingen doorlopen. In 1987 heeft hij een verklaring ondertekend waarin hij akkoord ging met de overdracht van zijn pensioenverzekering aan het Sperry Pensioenfonds, dat later omgedoopt werd tot Pensioenfonds Unisys. De appellant heeft in hoger beroep een vonnis van de kantonrechter aangevochten, waarin zijn vorderingen werden afgewezen. Hij vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de Sperry-pensioenregeling voor hem in stand is gebleven en dat de uitbetaling van de verzekerde polis via Nationale-Nederlanden hersteld moet worden. De kantonrechter oordeelde dat de appellant onvoldoende had aangetoond dat hij niet gebonden was aan de wijzigingen van de pensioenreglementen die in 2004 en 2007 zijn doorgevoerd. Het hof heeft de grieven van de appellant verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof oordeelde dat de appellant niet heeft aangetoond dat hij niet akkoord ging met de wijzigingen en dat de pensioenreglementen rechtsgeldig zijn gewijzigd. De appellant werd veroordeeld in de proceskosten van het geding in principaal hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.249.016/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 6243515 CV EXPL 17-19280
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 november 2019
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ( [land] ),
appellant in principaal appel,
geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. M.C. Hoogendam te Leusden,
tegen
STICHTING PENSIOENFONDS UNISYS NEDERLAND in liquidatie,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. T. Huijg te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Pensioenfonds Unisys genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 17 oktober 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 20 juli 2018, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie, en Pensioenfonds Unisys als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel.
Pensioenfonds Unisys heeft de zaak ter zitting van 26 juli 2019 doen bepleiten door mr. Huijg voornoemd aan de hand van aan het hof overgelegde pleitaantekeningen. Pensioenfonds Unisys heeft vragen van het hof beantwoord. [appellant] noch een namens hem optredende advocaat is verschenen. Nadat de zitting was gesloten, heeft mr. Hoogendam voornoemd door middel van een H-16 formulier aan de griffie van het hof te kennen gegeven dat de pleitzitting aan zijn aandacht was ontsnapt en heeft hij - zonder nadere toelichting - verzocht om aanhouding van de zaak en bepaling van een nieuwe datum voor pleidooi. Bij fax van 26 juli 2019 heeft Pensioenfonds Unisys bezwaar gemaakt tegen de verzochte aanhouding. Vervolgens is namens de voorzitter door de griffie van het hof bij brief van 26 juli 2019 aan partijen meegedeeld dat er geen reden was om het verzoek van mr. Hoogendam te honoreren en dat ter zitting reeds een datum voor arrest was bepaald.
Op 26 juli 2019 zijn van Pensioenfonds Unisys de spreekaantekeningen van beide partijen van de comparitiezitting in eerste aanleg ontvangen, zoals ter zitting door mr. Huijg aangekondigd. Deze - in hoger beroep niet eerder overgelegde - stukken zijn aan het procesdossier toegevoegd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van [appellant] zal toewijzen, met veroordeling van Pensioenfonds Unisys in de kosten van het geding in beide instanties.
Pensioenfonds Unisys heeft in principaal hoger beroep geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [appellant] . In voorwaardelijk incidenteel appel, voor het geval dat één van de grieven van [appellant] zal slagen, heeft Pensioenfonds Unisys geconcludeerd tot toewijzing van zijn reconventionele vorderingen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in reconventie.
[appellant] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen in voorwaardelijk incidenteel appel.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.10 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Zowel [appellant] als Pensioenfonds Unisys heeft aangevoerd dat deze feiten op punten onjuist dan wel onvolledig zijn weergegeven. Voor zover van belang zal het hof hierna, bij het weergeven van de feiten waarvan in hoger beroep wordt uitgegaan en bij de beoordeling, met de wederzijdse standpunten daaromtrent rekening houden. De in hoger beroep niet in geschil zijnde feiten dienen ook het hof als uitgangspunt. In deze zaak gaat het om het volgende.
2.1.
[appellant] , geboren op [geboortedatum] 1946, is op 15 maart 1972 in dienst
getreden bij Sperry Rand Holland N.V. (verder: Sperry N.V.). Bij indiensttreding heeft Sperry N.V. aan [appellant] een pensioentoezegging gedaan. Sperry N.V. was toentertijd voor de uitvoering van haar pensioenregeling aangesloten bij Verzekeringsgroep Metaalindustrie (verder: VGMI). Tot 1985 heeft [appellant] pensioen opgebouwd volgens de zogenoemde VGMI-regeling, welke was ondergebracht bij Nationale-Nederlanden.
2.2.
Vanaf 1 januari 1985 heeft Sperry N.V. de pensioenaanspraken ondergebracht bij
haar eigen pensioenfonds Stichting Sperry Pensioenfonds (verder: Sperry Pensioenfonds). Sperry Pensioenfonds heeft het uit de aangegane verplichtingen voortspruitend risico herverzekerd bij Nationale-Nederlanden. In 1985 is het Sperry-pensioenreglement van toepassing geworden.
2.3.
Sperry N.V. is op 31 december 1986 gefuseerd met Burroughs B.V. tot Unisys Nederland B.V. (verder: Unisys B.V.).
2.4.
Op 28 mei 1987 heeft [appellant] een verklaring ondertekend inzake “VGMI registratienummer 3914344”, waarin [appellant] het volgende heeft verklaard:

verklaart bekend te zijn en akkoord te gaan met de overdracht door
Sperry N.V., gevestigd te Amsterdam van de op zijn leven gesloten
verzekering aan de Stichting Sperry Pensioenfonds, gevestigd te
Amsterdam.
Voorts verklaart ondergetekende ermee akkoord te gaan dat de Stichting
Sperry Pensioenfonds als begunstigde voor de uit de verzekeringen
voortvloeiende uitkeringen wordt aangewezen.”
2.5.
Sperry Pensioenfonds is in mei 1989 verder gegaan onder de naam Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland.
2.6.
Bij brief van 16 september 1991 heeft Pensioenfonds Unisys aan [appellant] de ontvangst van diens brief van 21 augustus 1991 bevestigd, in welke brief [appellant] aan Pensioenfonds Unisys te kennen had gegeven gebruik te willen maken van het recht de overgang naar het Unisys-pensioenreglement voor onbepaalde tijd op te schorten conform artikel 2 lid 3 sub d van het Sperry-pensioenreglement. De brief van
16 september 1991 is door [appellant] en zijn echtgenote voor akkoord getekend en aan Pensioenfonds Unisys geretourneerd.
2.7.
In 2002 is [appellant] voor 50% arbeidsongeschikt geworden. In oktober 2002 is [appellant] uit dienst gegaan. Bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat de pensioenopbouw van [appellant] werd voortgezet door storting van de verschuldigde premies in één keer.
2.8.
In oktober 2004 is voor (nieuwe) werknemers van Unisys B.V. het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland (verder: het SPUN-pensioenreglement) in plaats van het Sperry-pensioenreglement van toepassing geworden. Met ingang van 1 januari 2007 is het SPUN-pensioenreglement vervangen door het pensioenreglement Unisys (verder: het Unisys-pensioenreglement 2007).
2.9.
[appellant] is van 1982 tot 2004 lid van de Ondernemingsraad van Unisys B.V. geweest. Van 1993 tot 2005 is [appellant] bestuurslid van Pensioenfonds Unisys geweest. Van 2006 tot 2013 is [appellant] lid van de deelnemersraad van Pensioenfonds Unisys geweest. [appellant] heeft op 17 maart 2011 de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
2.10.
Pensioenfonds Unisys is met ingang van 1 januari 2018 ontbonden. Stichting De Nationale Algemeen Pensioenfonds (verder: De Nationale APF) heeft de pensioenuitvoering en het vermogensbeheer van de pensioenregelingen van Pensioenfonds Unisys overgenomen.

3.Beoordeling

3.1.
[appellant] heeft bij inleidende dagvaarding - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - gevorderd:
I. een verklaring voor recht dat:
a. de Sperry-pensioenregeling voor [appellant] in stand is gebleven en zal blijven;
b. de uitbetaling van de verzekerde polis via Nationale-Nederlanden hersteld wordt; en
II. veroordeling van Pensioenfonds Unisys tot betaling aan [appellant] van:
a. de pensioenaanspraken die voortvloeien uit de Sperry-pensioenregeling en de nabetalingen ter zake, onder overlegging van een deugdelijke specificatie;
b. (onder oplegging van) een dwangsom van € 250,- per dag voor iedere dag na het te wijzen vonnis dat Pensioenfonds Unisys hiermee in gebreke blijft;
c. de buitengerechtelijke kosten ad € 1.352,-;
d. de wettelijke rente over het sub a gevorderde vanaf datum verzuim tot aan de dag van volledige betaling;
e. de proceskosten;
f. de nakosten met rente.
3.2.
Pensioenfonds Unisys heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [appellant] , met - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de proceskosten. In reconventie heeft Pensioenfonds Unisys - samengevat weergegeven - gevorderd, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat de vorderingen van [appellant] zijn verjaard dan wel dat nakoming van de vordering onder I.a niet kan worden gevorderd wegens schending van de klachtplicht ex artikel 6:89 BW en/of wegens rechtsverwerking, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten waaronder de nakosten met rente.
3.3.
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter geoordeeld, samengevat weergegeven, dat voor zover [appellant] ooit een zelfstandige aanspraak heeft gehad op grond van de VGMI-regeling op Nationale-Nederlanden, die rechtstreekse aanspraak naar aanleiding van de verklaring van 28 mei 1987 van [appellant] is overgegaan op Sperry Pensioenfonds en dat [appellant] onvoldoende heeft gesteld om te kunnen oordelen dat hij aan de rechtsgeldig tot stand gekomen wijzigingen van de pensioenreglementen in 2004 en 2007 niet zou zijn gebonden. De vorderingen in conventie zijn afgewezen. Door deze uitkomst zijn de vorderingen in reconventie afgewezen vanwege gebrek aan belang. [appellant] is veroordeeld in de proceskosten.
3.4.
Tegen de afwijzing van zijn vorderingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] in principaal hoger beroep met vier grieven op. Grief 1 houdt in de kern in dat ten onrechte is overwogen dat met de verklaring van 28 mei 1987 door [appellant] pensioenpolissen zijn overgedragen aan Sperry Pensioenfonds. De grieven 2, 3 en 4 hebben alle betrekking op wat de kantonrechter heeft overwogen en beslist over de inhoud en strekking van de brief van 16 september 1991 in verband met de wijzigingen van de pensioenreglementen in 2004 en 2007. De grieven 2 tot en met 4 zullen hierna tezamen worden behandeld.
3.5.
Pensioenfonds Unisys heeft in hoger beroep nog steeds aangevoerd dat de vorderingen van [appellant] niet toewijsbaar zijn dan wel dat [appellant] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat [appellant] zijn vorderingen bij akte houdende rechtsopvolging in conventie tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie heeft gericht tegen De Nationale APF.
3.6.
Aangezien in genoemde akte staat dat in de processtukken waarin Pensioenfonds Unisys wordt vermeld,
tevens(cursivering hof) De Nationale APF dient te worden gelezen en [appellant] zijn vorderingen in hoger beroep heeft gericht tegen Pensioenfonds Unisys, worden de vorderingen van [appellant] geacht (nog) steeds te zijn gericht tegen Pensioenfonds Unisys, wat ook Pensioenfonds Unisys duidelijk had moeten zijn en blijkens haar verdere verweer ook duidelijk is geweest. Het betoog van Pensioenfonds Unisys faalt.
3.7.
Met betrekking tot grief 1 overweegt het hof als volgt. In de door [appellant] op
28 mei 1987 ondertekende verklaring (zie r.o. 2.4) staat dat [appellant] bekend is en akkoord is gegaan met de overdracht van de op zijn leven gesloten verzekering door zijn werkgever Sperry N.V. aan Sperry Pensioenfonds (later Pensioenfonds Unisys) alsook dat [appellant] akkoord is gegaan met de aanwijzing van Sperry Pensioenfonds als begunstigde voor de uit die verzekering voortvloeiende uitkeringen. Ten tijde van deze verklaring had [appellant] een pensioenaanspraak volgens de VGMI-regeling. Het VGMI registratienummer dat in de verklaring wordt genoemd, nummer [nummer] , correspondeert met de pensioenopgaven en -overzichten die [appellant] vóór en ná 1987 van Nationale-Nederlanden respectievelijk Pensioenfonds Unisys heeft ontvangen (productie 8 bij conclusie van antwoord) en ook met het door [appellant] in het geding gebrachte pensioenfiche VGMI verstrekt door Pensioenfonds van de Metalektro (PME), welk pensioenfonds in 1993 de verplichtingen van VGMI heeft overgenomen (productie 20 bij akte houdende rechtsopvolging). Dat [appellant] toen uit andere hoofde aanspraak maakte op pensioenopbouw bij VGMI en/of Nationale-Nederlanden, is niet gebleken. Verder blijkt uit de door Pensioenfonds Unisys overgelegde correspondentie (productie 6 bij conclusie van antwoord) onmiskenbaar van de instemming van [appellant] met de overdracht van deze pensioenpolis. Voor zover [appellant] in hoger beroep nog steeds heeft willen betogen dat de verklaring van 28 mei 1987 alleen ziet op nabestaandenpensioen en dus niet op ouderdomspensioen, faalt dat betoog. Ten eerste valt dat uit de tekst van de verklaring niet af te leiden. Ten tweede blijkt uit vorenbedoelde pensioenopgaven en -overzichten dat in de polis ook ouderdomspensioen is begrepen. Alleen al door kennisname van genoemde stukken had dat [appellant] duidelijk moeten zijn. [appellant] heeft hiertegen destijds geen bezwaar gemaakt. Een en ander vindt voorts bevestiging in een brief van 7 augustus 2014 van Nationale-Nederlanden aan [appellant] (productie 14 bij inleidende dagvaarding) waarin - voor zover van belang - staat dat na de overdracht waarvoor [appellant] in 1987 heeft getekend de betrokken verzekeringen van de VGMI aan Nationale-Nederlanden zijn overgedragen en dat onder het registratienummer [nummer] ‘gewoon’ ouderdomspensioen was verzekerd. Op grond van het voorgaande volgt het hof [appellant] niet in zijn eerst in hoger beroep geponeerde stelling dat nummer ‘ [nummer] ’ zijn personeelsnummer zou betreffen, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door Pensioenfonds Unisys daarvan. Het hof gaat ervan uit, gelijk de kantonrechter, dat de door Sperry N.V. in het kader van de toezegging aan [appellant] afgesloten verzekering, aan Sperry Pensioenfonds in 1987 is overgedragen. Het feit dat Sperry Pensioenfonds als begunstigde voor de uit de verzekering voortvloeiende uitkeringen is aangewezen, strookt met het onderbrengen van de pensioentoezegging bij dit fonds. Dat wil zeggen dat [appellant] in 1987 niet heeft ingestemd met een waardeoverdracht, waarvan [appellant] telkens spreekt, maar van een overdracht van de polis als gevolg waarvan Pensioenfonds Sperry de pensioenuitvoerder en verzekeringnemer werd in plaats van Sperry N.V. Hiervoor was de toestemming van de echtgenote van [appellant] conform de toen geldende Pensioen- en Spaarfondsenwet niet vereist. De verwijzing naar diverse artikelen van de Pensioenwet kan [appellant] niet baten aangezien deze wet pas later (per 1 januari 2007) in werking is getreden. Grief 1 heeft geen succes.
3.8.
Met betrekking tot de grieven 2 tot en met 4 overweegt het hof als volgt. In hoger beroep heeft [appellant] niet langer betwist dat Pensioenfonds Unisys de pensioenreglementen in 2004 en 2007 eenzijdig heeft mogen wijzigen en dat deze wijzigingen rechtsgeldig zijn geschied. Het betoog van [appellant] komt erop neer dat hij aan deze wijzigingen desondanks niet is gebonden omdat hij daarmee niet heeft ingestemd. [appellant] heeft daartoe verwezen naar de brief van 16 september 1991 van Pensioenfonds Unisys die [appellant] en zijn echtgenote toentertijd voor akkoord hebben ondertekend (zie r.o. 2.6). In genoemde brief staat dat [appellant] gebruik heeft gemaakt van het recht de overgang van het Sperry-pensioenreglement naar het Unisys-pensioenreglement voor onbepaalde tijd op te schorten conform artikel 2 lid 3 sub d van het Sperry-pensioenreglement. Pensioenfonds Unisys heeft aangevoerd dat er in 1991 twee pensioenreglementen naast elkaar bestonden (het Sperry-pensioenreglement en het Unisys-pensioenreglement) en dat een deelnemer elk jaar keuze had in een van deze pensioenreglementen. Het hof vindt hiervoor bevestiging in de stukken. Het naast elkaar bestaan van twee pensioenreglementen, toepasselijk op verschillende groepen deelnemers, is niet ongebruikelijk. Het feit dat [appellant] in 1991 ervoor heeft gekozen de overgang van het Sperry-pensioenreglement naar het Unisys-pensioenreglement voor onbepaalde tijd op te schorten neemt niet weg dat [appellant] op grond van een van deze pensioenreglementen als deelnemer pensioenaanspraken had jegens Pensioenfonds Unisys. De pensioenreglementen regelden deze rechtsverhouding. Dat betekent dat toen Pensioenfonds Unisys het Sperry-pensioenreglement in 2004 wijzigde in het SPUN-pensioenreglement en dit reglement per 1 januari 2007 wijzigde in het Unisys-pensioenreglement 2007, [appellant] op grond van de overgangsbepaling artikel 20A van laatstgenoemde twee pensioenreglementen deelnemer werd van deze pensioenreglementen die bedoelde rechtsverhouding regelden. Een keuze tussen pensioenreglementen was niet langer aan de orde. Voor deze wijzigingen was de instemming van [appellant] niet vereist. Ten overvloede merkt het hof op dat ook bij het wijzigen van de pensioenreglementen in 2004 en 2007 geen waardeoverdracht heeft plaatsgevonden, waarvan [appellant] telkens uitgaat, maar dat die wijzigingen hebben ingehouden dat de pensioenaanspraken van [appellant] volgens het desbetreffende pensioenreglement werden opgebouwd. De artikelen 54 en 83 van de Pensioenwet missen daarom toepassing, nog daargelaten dat de Pensioenwet, zoals hiervoor al opgemerkt, indertijd nog niet in werking was getreden. Om diezelfde reden faalt ook de stelling van [appellant] dat hij ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in oktober 2002 op basis van artikel 54 van de Pensioenwet gebruik heeft gemaakt van een aanbieding van Unisys B.V. tot vrijwillige voortzetting van het Sperry-pensioenreglement. Bovendien heeft [appellant] deze stelling niet nader onderbouwd, zoals van hem mocht worden verwacht, waarmee een en ander niet aannemelijk is geworden. De brief van 23 juni 2005 van de toenmalige advocaat van Pensioenfonds Unisys aan [appellant] waarnaar [appellant] verwijst (zie productie 3 bij memorie van grieven), gaat over een kwestie die speelde voordat het SPUN-pensioenreglement van kracht was geworden, zodat in die brief logischerwijs wordt verwezen naar het Sperry-pensioenreglement. De conclusie is dat het Sperry-pensioenreglement niet voor [appellant] in stand is gebleven, maar dat [appellant] in 2004 deelnam op grond van het SPUN-pensioenreglement en vanaf 1 januari 2007 op grond van het Unisys-pensioenreglement 2007. De grieven 2 tot en met 4 treffen evenmin doel.
3.9.
Het bewijsaanbod van [appellant] , waaronder het horen van hemzelf als getuige, wordt gepasseerd nu dat aanbod ziet op feiten en omstandigheden die, indien bewezen, niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
3.10.
Het principaal appel faalt. Dat betekent dat de voorwaarde waaronder het incidenteel appel is ingesteld niet is vervuld en het incidenteel appel geen behandeling behoeft. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in principaal appel.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Pensioenfonds Unisys begroot op € 726,- aan verschotten en € 3.222,- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. Verbeek, W.H.F.M. Cortenraad en A.S. Dogan en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 november 2019.