ECLI:NL:GHAMS:2019:4049

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2019
Publicatiedatum
12 november 2019
Zaaknummer
23-002611-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens het opzettelijk gebruik maken van een valse Franse verblijfsvergunning na eerdere vrijspraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Egypte in 1994, was eerder vrijgesproken van het gebruik van een vals Frans verblijfsdocument. Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting op 14 oktober 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman gehoord. De verdachte werd verweten opzettelijk gebruik te maken van een vals verblijfsdocument, wat hij op 7 juli 2017 in Amsterdam aan verbalisanten heeft getoond. Het hof heeft vastgesteld dat het document vals was, omdat het niet voldeed aan de kenmerken van een authentiek document. De verdachte had verklaard het document van de Franse autoriteiten te hebben ontvangen, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld voor het subsidiair ten laste gelegde, namelijk het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, en heeft hem een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd. Het hof heeft het eerdere vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld, waarbij het de ernst van de zaak en het vertrouwen in de echtheid van documenten in de samenleving in overweging heeft genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002611-17
datum uitspraak: 28 oktober 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-702119-17 tegen
- [verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Egypte) op [geboortedag] 1994,
adres: [adres 1] ,
verblijvende te: [adres 2] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 07 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een verblijfsdocument (land van uitgifte Frankrijk, met nummer [nummer] , t.n.v. [verdachte] geboren op [geboortedag] 1994), door voornoemd verblijfsdocument te tonen aan verbalisant(en) ter identificatie;
subsidiairhij op of omstreeks 7 juli 2017 te Amsterdam, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals Frans verblijfsdocument - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, voornoemd verblijfsdocument heeft getoond aan verbalisanten ten behoeve van het vaststellen van verdachtes identiteit en bestaande de valsheid hierin dat de basisbedrukking van de verblijfstitel is geprint, niet is voorzien van optisch variabele inkt en een variabel laserbeeld, de pasfoto middels een printer is aangebracht en voorzien van een nabootsing van een elektronische chip.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – waarbij de verdachte is vrijgesproken van de gehele tenlastelegging - zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft het verweer gevoerd dat het géén vals opgemaakt document betreft, althans dat de verdachte niet wist dat het een vals document betrof, omdat hij het verblijfsdocument heeft verkregen van de bevoegde autoriteit in Frankrijk, zodat hij ook van het subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt het hof het volgende.
De verdachte heeft een Frans verblijfsdocument aan politieambtenaar [verbalisant] getoond, waarvan [verbalisant] direct vermoedde dat dit document een vervalsing betrof. Een documentdeskundige van de Koninklijke Marechaussee heeft het verblijfsdocument vervolgens onderzocht en heeft geconcludeerd dat het document vals is, omdat er verschillende afwijkende kenmerken ten opzichte van een origineel document zijn vastgesteld. Zo is er geen elektronische chip in het document geplaatst, maar is een papieren nabootsing daarvan (een sticker) op de achterzijde van het document geplaatst. Ook zijn alle gegevens gewoon geprint, terwijl er sprake zou moeten zijn van gedrukte tekst en lasergravures en de verblijfstitel zou moeten zijn voorzien van een variabel laserbeeld. De ID-desk van de Koninklijke Marechaussee op Schiphol is gespecialiseerd in het onderzoek naar de echtheid van ter controle aangeboden reis-, identiteits- en verblijfsdocumenten, zodat het hof geen reden ziet om te twijfelen aan voornoemde constateringen en de conclusie dat het document een nabootsing is van een echt exemplaar.
De verdachte heeft verklaard dat hij het verblijfsdocument op deze wijze op het politiebureau in Frankrijk (Prefecture de Police) heeft ontvangen. Het hof gaat er van uit dat de Franse justitiële autoriteiten slechts geldige documenten afgeven, zodat het deze verklaring van verdachte als kennelijk ongeloofwaardig terzijde schuift. Door deze verklaring tracht de verdachte de werkelijke herkomst van deze kaart te verhullen nu hij deze kaart niet op legale wijze heeft verkregen en daarmee wist dat deze kaart vals was. Anders dan de raadsman komt het hof dan ook tot het oordeel dat de verdachte de valse kaart opzettelijk als echt en onvervalst heeft gebruikt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
subsidiairten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 juli 2017 te Amsterdam opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals Frans verblijfsdocument - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, voornoemd verblijfsdocument heeft getoond aan verbalisanten ten behoeve van het vaststellen van verdachtes identiteit en bestaande de valsheid hierin dat de basisbedrukking van de verblijfstitel is geprint, niet is voorzien van optisch variabele inkt en een variabel laserbeeld, de pasfoto middels een printer is aangebracht en voorzien van een nabootsing van een elektronische chip.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk gebruik maken van een valse Franse verblijfsvergunning. Door aldus te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in de echtheid van dergelijke documenten ernstig beschaamd. Hiertegen dient strengt te worden opgetreden.
Het hof heeft aansluiting gezocht bij de straf die bij zogenoemde ‘first offenders’ voor het enkele bezit van een vals of vervalst reisdocument pleegt te worden opgelegd en die zijn weerslag heeft gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), te weten een gevangenisstraf van 2 maanden, en bij de straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd.
Het hof is van oordeel dat in een geval als dit – opzettelijk gebruik maken van een vals verblijfsdocument – de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 oktober 2019.
Mr. Van Amsterdam is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]