ECLI:NL:GHAMS:2019:4037

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2019
Publicatiedatum
11 november 2019
Zaaknummer
23-001036-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis inzake rijden onder invloed van alcohol met gevolgen voor vreemdelingenprocedure

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Oekraïne, was beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol op 26 december 2017. De tenlastelegging omvatte zowel het rijden zonder rijbewijs als het rijden met een te hoog alcoholgehalte. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van 850 euro en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 7 maanden.

In hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte aangevoerd dat een onvoorwaardelijke geldboete ernstige gevolgen kan hebben voor de vreemdelingenprocedure van de verdachte. Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte zonder rijbewijs had gereden, waardoor hij van dit deel van de tenlastelegging werd vrijgesproken. Het hof heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, het rijden onder invloed, heeft begaan.

Het hof heeft de straffen heroverwogen en besloten om een deel van de geldboete voorwaardelijk op te leggen en de ontzegging van de rijbevoegdheid met twee maanden te verlengen. De uiteindelijke beslissing van het hof was om de verdachte te veroordelen tot een geldboete van 850 euro en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 9 maanden. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001036-19
datum uitspraak: 8 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 april 2018 in de strafzaak onder parketnummer 96-000995-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Oekraïne) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 oktober 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 26 december 2017 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 730 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs;
subsidiair:
hij op of omstreeks 26 december 2017 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 730 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachte het voertuig heeft bestuurd zonder rijbewijs, zodat de verdachte van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 december 2017 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 730 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 850,00 euro en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 7 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft, met een beroep op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het hof verzocht te volstaan met een geheel voorwaardelijke geldboete, eventueel met oplegging van een langere rijontzegging, gelet op het gegeven dat het feit al enige tijd geleden heeft plaatsgevonden en gezien het vermelde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Bovendien heeft zij aangevoerd dat een onvoorwaardelijke geldboete mogelijk ernstige consequenties kan hebben voor de vreemdelingenprocedure van de verdachte die momenteel loopt bij de IND.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank besturen van een personenauto op de openbare weg. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid op een onacceptabele wijze in gevaar gebracht. Het hof acht dit een ernstig feit.
Het hof heeft acht geslagen op de straffen die bij het onder invloed van alcoholhoudende drank besturen van een personenauto plegen te worden opgelegd, welke straffen hun weerslag heeft gevonden in de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De oriëntatiepunten rechtvaardigen in beginsel een geldboete ter hoogte van 850,00 euro en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 7 maanden. Het hof ziet in hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd aanleiding een deel van de geldboete voorwaardelijk op te leggen en de rijontzegging twee maanden langer te laten duren.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden hoogte dan wel duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 850,00 (achthonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
17 (zeventien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. M.L.M. van der Voet en mr. A.C. Huisman, in tegenwoordigheid van R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 november 2019.
mr. A.C. Huisman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]