ECLI:NL:GHAMS:2019:4036

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2019
Publicatiedatum
11 november 2019
Zaaknummer
23-003665-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis wegens gebrek aan bewijs in vals geld zaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van vals geld, specifiek 41 bankbiljetten van 50 euro, die hij zelf zou hebben nagemaakt of waarvan hij bekend zou zijn geweest met de valsheid. De zaak kwam ter terechtzitting in hoger beroep op 25 oktober 2019, waar het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.

De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis van de politierechter te bevestigen, terwijl de raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak op basis van gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De verdachte had aanvankelijk zijn zwijgrecht ingeroepen, maar verklaarde later dat hij de bankbiljetten had ontvangen in ruil voor de verkoop van telefoons, zonder te weten dat het om vals geld ging. Het hof trok deze verklaring echter ernstig in twijfel, vooral vanwege het gebrek aan verifieerbare details.

Desondanks oordeelde het hof dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de valsheid van de biljetten op het moment van ontvangst. Het enkele feit dat hij het valse geld voorhanden had, was niet voldoende voor een bewezenverklaring. Het hof vernietigde daarom het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003665-18
datum uitspraak: 8 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-702100-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Guyana) op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 juli 2018 te Amsterdam in elk geval in Nederland, opzettelijk 41, althans een of meer bankbiljet(ten) van 50,-- euro, dat/die verdachte zelf had nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij dat/die bankbiljet(ten) ontving, bekend was, met het oogmerk om dat/die bankbiljet(ten) als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing omtrent de bewijsvraag komt dan de politierechter.
Vordering van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte niet wist dat het vals geld betrof en dat het oogmerk om vals geld als echt en onvervalst uit te geven ontbrak.
De verdachte heeft zich aanvankelijk op zijn zwijgrecht beroepen en eerst ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de stapel bankbiljetten had gekregen door de verkoop van een aantal telefoons en dat hij die bankbiljetten bij ontvangst direct in zijn zak had gestopt, niet wetende dat deze nep waren. Het hof trekt deze verklaring ernstig in twijfel, mede gelet op het ontbreken van afdoende en verifieerbare details. Niettemin is het hof van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is dat de verdachte bekend was met de valsheid van de biljetten toen hij ze ontving nu het hof omtrent het voorhanden krijgen van de biljetten niets heeft kunnen vaststellen. Het enkele feit dat de verdachte het valse geld voorhanden had acht het hof niet voldoende voor een bewezenverklaring. Naar het oordeel van het hof is daarom niet bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. M.L.M. van der Voet en mr. A.C. Huisman, in tegenwoordigheid van R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 november 2019.
mr. A.C. Huisman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]