ECLI:NL:GHAMS:2019:4036
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vonnis wegens gebrek aan bewijs in vals geld zaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van vals geld, specifiek 41 bankbiljetten van 50 euro, die hij zelf zou hebben nagemaakt of waarvan hij bekend zou zijn geweest met de valsheid. De zaak kwam ter terechtzitting in hoger beroep op 25 oktober 2019, waar het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.
De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis van de politierechter te bevestigen, terwijl de raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak op basis van gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De verdachte had aanvankelijk zijn zwijgrecht ingeroepen, maar verklaarde later dat hij de bankbiljetten had ontvangen in ruil voor de verkoop van telefoons, zonder te weten dat het om vals geld ging. Het hof trok deze verklaring echter ernstig in twijfel, vooral vanwege het gebrek aan verifieerbare details.
Desondanks oordeelde het hof dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de valsheid van de biljetten op het moment van ontvangst. Het enkele feit dat hij het valse geld voorhanden had, was niet voldoende voor een bewezenverklaring. Het hof vernietigde daarom het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging.