ECLI:NL:GHAMS:2019:4034

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2019
Publicatiedatum
11 november 2019
Zaaknummer
23-001236-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis in hoger beroep inzake fietsendiefstal met vrijspraak voor poging tot diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren op Curaçao in 1955, was eerder veroordeeld voor fietsendiefstal en heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 23 maart 2018. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 25 oktober 2019 gehouden. De tenlastelegging omvatte diefstal van een fiets op 12 maart 2018 te Amsterdam, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte handelde. De verbalisanten hebben de verdachte en zijn medeverdachte op heterdaad betrapt terwijl zij zich verdacht gedroegen bij geparkeerde fietsen. Het hof oordeelde dat de observaties van de verbalisanten betrouwbaar waren en dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachten. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot diefstal, maar heeft de diefstal in vereniging bewezen verklaard. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken. Het hof heeft de straf aangepast en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001236-18
datum uitspraak: 8 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-701412-18 tegen
[verdachte],
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1955,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 maart 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, geheel of ten dele toebehorend aan fiets, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die/dat fiets heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking;
2. Primair:
hij op of omstreeks 12 maart 2018 te Amsterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een zwarte herenfiets geheel of ten dele toebehorend aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die/dat fiets te verschaffen en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak/verbreking, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die/dat fiets is toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader(s), althans een of meer van hen die fiets heeft opgetild en vervoerd naar een andere plek, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) op de uitkijk stond en vervolgens heeft getracht het slot van die fiets open te wrikken;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 12 maart 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een zwarte herenfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof komt tot een andere strafoplegging dan de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, omdat de verdachte ontkent bij de diefstallen betrokken te zijn geweest en de verbalisanten niet alles hebben waargenomen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt vast dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 12 maart 2018 de verdachte en zijn medeverdachte zagen lopen. Zij herkenden de verdachte en zijn medeverdachte ambtshalve. Uit het feit dat beide verdachten veel belangstelling toonden voor langs hun route geparkeerde fietsen, meermalen bij fietsenrekken bleven staan waarbij zij om zich heen keken en een enkele maal gebukt bij een fiets gingen staan, kregen de verbalisanten de indruk dat zij een fiets wilden stelen.
De verbalisanten zagen dat de verdachte en zijn medeverdachte vervolgens de [straat] in liepen, waarbij zij zich opsplitsten en beiden aan een andere kant van de straat liepen en daar fietsen aandachtig bekeken. Vervolgens zagen zij dat de medeverdachte aan kwam fietsen met de verdachte achter op de bagagedrager; zij zaten op dat moment op een zwartkleurige damesfiets met bruinkleurige handvaten en zadel. Deze fiets bleek van de dochter van aangeefster [aangeefster] (aangeefster ter zake van feit 1 op de tenlastelegging) te zijn. Deze was kort daarvoor weggenomen voor het huis van aangeefster dat gelegen is aan de [straat] .
De verbalisanten zagen dat de verdachte en zijn medeverdachte vlak daarna stopten, waarbij de verdachte bij de fiets bleef staan en de medeverdachte wegliep. De medeverdachte kwam terug lopen met een herenfiets aan zijn hand, waarbij hij de achterkant optilde en de fiets voortduwde. De fiets stond kennelijk nog op slot. De medeverdachte zette de fiets neer naast de verdachte en begon daar aan het slot te wrikken. Op het moment dat de verbalisanten in hun richting kwamen lopen, hoorden zij de verdachte zeggen: “Deze fiets moeten we nu laten staan.’’
Het hof ziet geen reden om de juistheid van de op ambtseed gerelateerde observaties van de verbalisanten in twijfel te trekken.
Gelet op de observaties van de verbalisanten, onder meer inhoudende:
  • dat de verdachte en zijn medeverdachte aanhoudend in elkaars bijzijn verkeerden,
  • dat beiden even aandachtig keken naar verschillende geparkeerde fietsen en dat gedurende lange tijd,
  • dat de verdachte en zijn medeverdachte op enig moment tijdens de observaties beiden een gestolen fiets bij zich hadden,
  • dat de verdachte op enig moment tegen zijn medeverdachte zegt dat “
is het hof van oordeel dat het handelen van beide verdachten een planmatig karakter had en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking van de beide verdachten tijdens hun gedragingen.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat het plegen van een diefstal in vereniging zoals onder 1 en 2 subsidiair ten laste is gelegd, bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van feit 2 overweegt het hof nog dat het pakken van een fiets uit een fietsenrek en het vervolgens weglopen met die fiets, niet anders uit te leggen is dan dat de verdachte en de medeverdachte op dat moment als heer en meester beschikten over die fiets. Van een poging tot diefstal kan daarom geen sprake meer zijn, de diefstal was voltooid. Dat het slot niet verbroken was, doet hier naar het oordeel van het hof niet aan af.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 12 maart 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorend aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij hij, verdachte, en zijn mededader die weg te nemen fiets onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
2.
subsidiairhij op 12 maart 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zwarte herenfiets, toebehorend aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader.
Hetgeen onder 1 en 2 primair respectievelijk 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en onder 2 subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft verzocht om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, mocht het hof tot een bewezenverklaring komen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van een fiets door middel van verbreking en aan de diefstal van een andere fiets. Fietsendiefstal is een uiterst ergerlijk feit en de verdachte heeft door zijn handelen er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Fietsendiefstal veroorzaakt bovendien overlast voor de gedupeerden. Daarbij is de verdachte met zijn medeverdachte planmatig te werk gegaan en hebben zij gedurende lange tijd rondgelopen op zoek naar geschikte fietsen om te stelen. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 oktober 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor fietsendiefstal en de verdachte lijkt dan ook geen lering te trekken uit eerdere veroordelingen. Naar het oordeel van het hof is dan ook enkel een gevangenisstraf een passende sanctie.
Het hof heeft in het voordeel van verdachte acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ingrijpende consequenties die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur zou (kunnen) hebben voor de verdachte. Gelet daarop ziet het hof aanleiding om enigszins af te wijken van de door de advocaat-generaal gevorderde straf en acht zij, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Een geheel voorwaardelijke straf komt niet in aanmerking, gezien de ernst van deze feiten en het strafblad van de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en onder 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. P.F.E. Geerlings en mr. A.C. Huisman, in tegenwoordigheid van R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 november 2019.
mr. A.C. Huisman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=======================================================================
[…]