ECLI:NL:GHAMS:2019:4031

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2019
Publicatiedatum
11 november 2019
Zaaknummer
23-004438-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en herbeoordeling van straf en civiele vordering in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1973, was beschuldigd van het opzettelijk onttrekken van een bedrijfswagen aan een conservatoir beslag dat was gelegd door een gerechtsdeurwaarder. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en kwam tot een andere beslissing met betrekking tot de strafoplegging en de civiele vordering. De verdachte had op 30 juni 2015 opzettelijk een Mercedes Benz bedrijfswagen onttrokken aan het beslag, wat het hof als een ernstige schending van het openbaar gezag beschouwde. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, maar het hof oordeelde dat deze straf niet in verhouding stond tot de ernst van het feit. Het hof legde een taakstraf op van 60 uren, met een vervangende hechtenis van 30 dagen, en bepaalde dat een deel van de taakstraf niet ten uitvoer zou worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakte aan een strafbaar feit. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 5.000,00 had ingediend, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kon de vordering enkel bij de burgerlijke rechter indienen. Het hof baseerde zijn beslissing op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zoals artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 198.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004438-17
datum uitspraak: 8 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-261261-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 juni 2015 te Aalsmeer, althans in Nederland, opzettelijk een bedrijfswagen (van het merk Mercedes Benz en voorzien van het kenteken [kenteken]), waarop door gerechtsdeurwaarder [naam] uit krachte van de grosse van de beschikking, op 09 februari 2013 door de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Alkmaar gegeven beschikking, in elk geval krachtens de wet, conservatoir beslag was gelegd, aan dat beslag heeft onttrokken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van de strafoplegging en de civiele vordering tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 juni 2015 te Aalsmeer opzettelijk een bedrijfswagen (van het merk Mercedes Benz en voorzien van het kenteken [kenteken]), waarop door gerechtsdeurwaarder [naam] uit krachte van de grosse van de beschikking, op 9 februari 2012 door de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Alkmaar gegeven beschikking conservatoir beslag was gelegd, aan dat beslag heeft onttrokken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Waar in de tenlastelegging werd gesproken over een beschikking van 9 februari 2013, heeft het hof dat verbeterd gelezen als 9 februari 2012. Dat is immers – blijkt uit het dossier – de juiste datum van de beschikking van de voorzieningenrechter. De verdachte is door de verbetering van deze kennelijke verschrijving niet in zijn belangen geschaad.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk enig goed aan het krachtens de wet daarop gelegde beslag onttrekken.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft opzettelijk op 30 juni 2015 zijn bedrijfswagen aan het daarop krachtens een rechterlijke uitspraak gelegde conservatoir beslag onttrokken. De verdachte heeft met zijn handelen er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor een daad van het openbaar gezag, terwijl hij bovendien de rechtens tot stand gebrachte verhaalsmogelijkheden van een schuldeiser doelbewust heeft gefrustreerd.
Het hof acht, alles overwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Een geheel voorwaardelijke taakstraf als opgelegd door de politierechter en gevorderd door de advocaat-generaal doet onvoldoende recht aan de ernst van het feit.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.028,84. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering; ter terechtzitting heeft de benadeelde partij de vordering gematigd tot het bedrag dat door de politierechter is toegewezen.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, aangezien de verdachte de door de benadeelde partij geleden schade betwist en het hof de omvang van die schade op grond van de beschikbare stukken niet met voldoende mate van zekerheid kan vaststellen. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 198 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. P.F.E. Geerlings en mr. A.C. Huisman, in tegenwoordigheid van R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 november 2019.
mr. A.C. Huisman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]