ECLI:NL:GHAMS:2019:4016

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2019
Publicatiedatum
11 november 2019
Zaaknummer
23-002930-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep mensenhandel en witwassen door verdachte in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, die betrokken was bij mensenhandel en witwassen, werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen beslissingen tot vrijspraak. Het hof oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte opzettelijk voordeel had getrokken uit de uitbuiting van twee vrouwen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], die uit Hongarije afkomstig waren. De verdachte had hen geworven, gehuisvest en gedwongen tot prostitutiewerkzaamheden, waarbij zij hen onder druk zette en hun verdiensten afnam. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen, en aan gewoontewitwassen van de verdiensten uit deze prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 22 maanden opgelegd, maar het hof bepaalde de straf op 9 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en het tijdsverloop sinds de feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van de tijd die zij in voorarrest had doorgebracht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002930-15
datum uitspraak: 8 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-520072-09 tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum] op [geboortedag] ,
[adres] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Blijkens de tekst van de tenlastelegging worden aan de verdachte onder feit 1 meerdere strafbare feiten (impliciet) cumulatief/alternatief ten laste gelegd, te weten sub 1º, sub 3º, sub 4º en sub 6º van artikel 273f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en dan telkens ten aanzien van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen haar onder feit 1, met betrekking tot sub 3º ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ten laste is gelegd.
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open.
Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissingen tot vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15, 16 en 28 oktober 2019, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
onder 1
zij in of omstreeks de periode van 1 mei 2009 tot en met 25 augustus 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen,
een ander te weten [slachtoffer 1] (‘Linka’) en/of [slachtoffer 2] (“Szandi”) en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere vrouwen door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere vrouwen,
en/of
voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of één of meer andere vrouwen heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of één of meer andere vrouwen in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere vrouwen (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
met één van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan zij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden),
en/of
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere vrouwen,
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of die dreiging met geweld en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie en/of dat voordeel trekken hierin dat zij verdachte en/of haar mededader(s)
Ten aanzien van die [slachtoffer 1]
- die [slachtoffer 1] (in Hongarije) heeft/hebben benaderd om in Nederland (voor haar, verdachte, en/of (haar mededader(s)) prostitutiewerkzaamheden te komen verrichten en/of
- het vervoer van Hongarije naar Nederland voor die [slachtoffer 1] heeft/hebben geregeld en/of betaald en/of
- die [slachtoffer 1] één of meermalen heeft/hebben gehuisvest en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben geholpen bij het zich inschrijven als prostituee bij de Kamer van Koophandel waarbij die [slachtoffer 1] als bedrijfstelefoonnummer het nummer van haar verdachte, en/of haar mededader(s) op heeft gegeven en/of
- die [slachtoffer 1] een of meermalen heeft/hebben geholpen bij het regelen van een prostitutiekamer en/of
- die [slachtoffer 1] onder druk heeft/hebben gezet en/of er (zodoende) toe heeft/hebben aangezet en/of heeft/hebben gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken, door haar in een afhankelijkheidspositie van haar, verdachte en/of haar mededader(s) te brengen (onder meer) door haar een schuld bij haar, verdachte en/of haar mededader(s) te laten opbouwen en/of door tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij uit huis gezet zou worden indien zij geen prostitutiewerkzaamheden (meer) wilde verrichten en/of niet voldoende klanten had afgehandeld en/of niet genoeg geld had(den) verdiend met prostitutiewerkzaamheden en/of met prostitutiewerkzaamheden verdiend geld achterhield(en); en/of
- die [slachtoffer 1] onder druk heeft/hebben gezet en/of er (zodoende) toe heeft/hebben aangezet en/of heeft/hebben gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken, door te dreigen met geweld en/of geweld te gebruiken jegens die [slachtoffer 1] en/of zich (verbaal) agressief tegen die [slachtoffer 1] te gedragen indien zij geen prostitutiewerkzaamheden (meer) wilde verrichten en/of niet voldoende klanten had afgehandeld en/of niet genoeg geld had(den) verdiend met prostitutiewerkzaamheden en/of met prostitutiewerkzaamheden verdiend geld achterhield(en);
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben beperkt in haar bewegingsvrijheid door (onder meer) te zorgen voor vervoer van en naar haar werkkamer en/of haar te begeleiden van en/of naar haar werkkamer en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben geïnstrueerd met wie zij wel en met wie zij niet mocht praten en/of
- die [slachtoffer 1] heef/hebben geïnstrueerd wat zij tegen de politie moest zeggen (tijdens een controle) en/of die [slachtoffer 1] heeft begeleid bij het doen van aangifte (van diefstal) bij de politie en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden verrichten) (telkens) (telefonisch en/of in persoon) heeft/hebben gecontroleerd en/of laten controleren op haar/hun werktijden en/of of zij pauzes nam en/of
- die [slachtoffer 1] dubbele diensten heeft/hebben laten werken en/of
- die [slachtoffer 1] een of meermalen prostitutiewerkzaamheden heeft/hebben laten verrichtten terwijl die [slachtoffer 1] zich ziek en/of onwel voelde en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] (voor in Hongarije verbleef) die [slachtoffer 1] elke dag heeft/hebben gebeld en/of die [slachtoffer 1] heeft/hebben geïnstrueerd om vrouwen te zoeken die naar Nederland willen komen om te werken (in de prostitutie) en/of
- bij de Hongaarse ambassade inlichtingen heeft ingewonnen met betrekking tot het aanvragen van nieuwe (verblijfs)documenten voor die [slachtoffer 1] en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] in Hongarije verbleef) heeft/hebben geregeld dat die [slachtoffer 1] haar paspoort van kon ophalen (in Hongarije) (zodat ze weer terug naar Nederland kan komen om te werken) en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) verantwoording af heeft/hebben laten leggen over hoeveel zij per dag had verdiend en/of die [slachtoffer 1] heeft/hebben gecontroleerd door die [slachtoffer 1] het door haar verdiende geld te laten tonen en/of het door haar verdiende geld heeft geteld en/of die [slachtoffer 1] heeft gefouilleerd en/of
- er voor zorg heeft/hebben gedragen dat die [slachtoffer 1] niet vrijelijk kon beschikken over de eigen verdiensten en/of
- ( telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] heeft/hebben afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 1] heeft/hebben laten afstaan en/of die [slachtoffer 1] weinig van haar verdiensten heeft/hebben laten houden
en/of
Ten aanzien van die [slachtoffer 2]
- die [slachtoffer 2] (in Hongarije) heeft/hebben benaderd om in Nederland (voor haar, verdachte, en/of haar mededader(s)) prostitutiewerkzaamheden te komen werken en/of
- het vervoer van Hongarije naar Nederland voor die [slachtoffer 2] heeft/hebben geregeld en/of betaald en/of
- die [slachtoffer 2] één of meermalen heeft/hebben gehuisvest en/of
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben geholpen bij het zich inschrijven als prostituee bij de Kamer van Koophandel waarbij die [slachtoffer 2] als bedrijfstelefoonnummer het nummer van haar verdachte, en/of haar mededader(s) op heeft/hebben gegeven en/of
- die [slachtoffer 2] een of meermalen heeft/hebben geholpen bij het regelen van een prostitutiekamer en/of
- die [slachtoffer 2] onder druk heeft/hebben gezet en/of er (zodoende) toe heeft/hebben aangezet en/of heeft/hebben gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken, door haar in een afhankelijkheidspositie van haar, verdachte en/of haar mededader(s) te brengen (onder meer) door haar een schuld bij haar, verdachte en/of haar mededader(s) te laten opbouwen en/of door tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat zij uit huis gezet zou worden indien zij geen prostitutiewerkzaamheden (meer) wilde verrichten en/of niet voldoende klanten had afgehandeld en/of niet genoeg geld had(den) verdiend met prostitutiewerkzaamheden en/of met prostitutiewerkzaamheden verdiend geld achterhield(en), en/of
- die [slachtoffer 2] onder druk heeft/hebben gezet en/of er (zodoende) toe heeft/hebben aangezet en/of heeft/hebben gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken, door te dreigen met geweld en/of geweld te gebruiken jegens die [slachtoffer 2] en/of zich (verbaal) agressief tegen die [slachtoffer 2] te gedragen indien zij geen prostitutiewerkzaamheden (meer) wilde verrichten en/of niet voldoende klanten had afgehandeld en/of niet genoeg geld had(den) verdiend met prostitutiewerkzaamheden en/of met prostitutiewerkzaamheden verdiend geld achterhield(en);
- voor die [slachtoffer 2] heeft/hebben beperkt in haar bewegingsvrijheid door (onder meer) te zorgen voor vervoer van en naar haar werkkamer en/of en/of haar te begeleiden van en/of naar haar werkkamer en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 2] prostitutiewerkzaamheden verrichten) (telkens) (telefonisch en/of in persoon) heeft/hebben gecontroleerd en/of laten controleren op haar werktijden en/of of zij pauzes nam(en) en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 2] prostitutiewerkzaamheden verrichten) (telefonisch en/of in persoon) heeft/hebben
gecontroleerd en/of laten controleren hoeveel klanten die [slachtoffer 2] heeft gehad en/of
- die [slachtoffer 2] dubbele diensten heeft/hebben laten werken en/of
- die [slachtoffer 2] een of meermalen prostitutiewerkzaamheden heeft/hebben laten verrichtten terwijl die [slachtoffer 2] zich ziek en/of onwel voelde en/of
- die [slachtoffer 2] (telkens) verantwoording af heeft/hebben laten leggen over hoeveel zij per dag had verdiend en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gecontroleerd door die [slachtoffer 2] het door haar verdiende geld te laten tonen en/of het door haar verdiende geld heeft geteld en/of die [slachtoffer 2] heeft gefouilleerd en/of
- er voor zorg heeft/hebben gedragen dat (onder andere) die [slachtoffer 2] niet vrijelijk kon beschikken over de eigen verdiensten en/of
- ( telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] heeft/hebben afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 2] heeft/hebben laten afstaan en/of die [slachtoffer 2] weinig van haar verdiensten heeft/hebben laten houden
en/of
Ten aanzien van die [slachtoffer 3]
- die [slachtoffer 3] in Hongarije heeft/hebben benaderd om (voor haar, verdachte, en/of haar mededader(s)) in Nederland prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten en/of
- het vervoer van Hongarije naar Nederland voor die [slachtoffer 3] heeft/hebben geregeld en/of betaald en/of
- die [slachtoffer 3] één of meermalen heeft/hebben gehuisvest en/of
- die [slachtoffer 3] een of meermalen heeft/hebben geholpen bij het regelen van een prostitutiekamer en/of
- die [slachtoffer 3] onder druk heeft/hebben gezet en/of er (zodoende) toe heeft/hebben aangezet en/of heeft/hebben gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken, door haar in een afhankelijkheidspositie van haar, verdachte en/of haar mededader(s) te brengen (onder meer) door haar een schuld bij haar, verdachte en/of haar mededader(s) te laten opbouwen en/of door tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat zij uit huis gezet zou worden en/of geen werkkamer meer zou mogen huren indien zij geen prostitutiewerkzaamheden (meer) voor verdachte en/of haar mededader(s) wilde verrichten en/of niet voldoende klanten had afgehandeld en/of niet genoeg geld had(den) verdiend met prostitutiewerkzaamheden en/of met prostitutiewerkzaamheden verdiend geld achterhield(en), en/of
- die [slachtoffer 3] onder druk heeft/hebben gezet en/of er (zodoende) toe heeft/hebben aangezet en/of
heeft/hebben gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken doordat zij, verdachte en/of haar mededader(s) heeft/hebben gedreigd met geweld en/of geweld heeft/hebben gebruikt jegens die [slachtoffer 3] en/of zich (verbaal) agressief tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gedragen indien zij geen prostitutiewerkzaamheden (meer) wilde verrichten voor verdachte en/of haar mededader(s) en/of niet voldoende klanten had(den) afgehandeld en/of niet genoeg geld had(den) verdiend met prostitutiewerkzaamheden en/of met prostitutiewerkzaamheden verdiend geld achterhield(en) en/of
- voor die [slachtoffer 3] heeft/hebben beperkt in haar bewegingsvrijheid door (onder meer) te zorgen voor vervoer van en naar haar werkkamer en/of en/of haar te begeleiden van en/of naar haar werkkamer en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben geïnstrueerd met wie zij wel en met wie zij niet mocht praten en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 3] prostitutiewerkzaamheden verrichten) (telkens) (telefonisch en/of in persoon) heeft/hebben gecontroleerd en/of laten controleren op haar werktijden en/of of zij pauzes nam(en) en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 3] prostitutiewerkzaamheden verrichten) (telefonisch en/of in persoon) heeft/hebben gecontroleerd en/of laten controleren hoeveel klanten die [slachtoffer 3] heeft/hebben gehad en/of
- die [slachtoffer 3] werkinstructies heeft/hebben gegeven met betrekking tot haar werkzaamheden (onder meer dat zij iedereen als klant moest binnenlaten en/of niemand mocht weigeren en/of dat zij klanten moet accepteren voor 20 euro) en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben aangespoord indien de verdiensten niet voldoende waren en/of
- die [slachtoffer 3] lange werkdagen heeft/hebben laten maken en/of dubbele diensten heeft/hebben laten werken en/of
- die [slachtoffer 3] voorzien heeft/hebben van condooms en/of
- er voor zorg heeft/hebben gedragen dat (onder andere) die [slachtoffer 3] niet vrijelijk kon beschikken over de eigen verdiensten en/of
- die [slachtoffer 3] (telkens) verantwoording af heeft/hebben laten leggen over hoeveel zij per dag had verdiend en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben gecontroleerd door die [slachtoffer 3] het door haar verdiende geld te laten tonen en/of het door haar verdiende geld heeft geteld en/of die [slachtoffer 3] heeft gefouilleerd en/of
- ( telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 3] heeft/hebben afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 3] heeft/hebben laten afstaan en/of [slachtoffer 3] weinig van haar verdiensten heeft laten houden en/of
- die [slachtoffer 3] heeft verboden in Amsterdam en/of in Nederland (als prostituee) te werken indien zij niet voor verdachte en/of haar mededader(s) werkt;
onder 2
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2009 tot en met 25 augustus 2009, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt
immers heeft zij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen in genoemde periode bij wijze van gewoonte een of meer voorwerpen en/of een of meer (contante) geldbedragen afkomstig uit prostitutiewerkzaamheden van (onder meer) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere vrouwen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans hiervan, gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist dat die voorwerpen en/of geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
In de tenlastelegging is onder 1, na het onderdeel dat ziet op sub 6º en dat begint met “opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken” opgenomen: “bestaande die dwang en/of dat geweld en/of een of meer andere feitelijkheden en/of die dreiging met geweld en/of die misleiding en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie en/of dat voordeel trekken hierin dat zij verdachte en/of haar mededader(s)”. Hierin ontbreken tussen “kwetsbare positie” en “en/of dat voordeel trekken” de woorden “en/of die handelingen”.
Daarnaast is in de tenlastelegging onder 1 bij de feitelijke gedragingen ten aanzien van [slachtoffer 3] ,
  • bij de vijfde feitelijke gedraging de naam ‘ [slachtoffer 2] ’
  • bij de achtste feitelijke gedraging de naam ‘ [slachtoffer 1] ’
vermeld, waar telkens de naam [slachtoffer 3] had moeten staan.
Naar het oordeel van het hof is hier telkens sprake van een kennelijke misslag. Het hof zal de tenlastelegging op deze punten dan ook verbeterd lezen. De verdachte wordt hierdoor in haar verdediging niet geschaad.

Geldigheid van de dagvaarding

De rechtbank heeft de tenlastelegging ten aanzien van de onder 1 opgenomen zinsnede ‘een of meer andere vrouwen’ en de onder 2 opgenomen zinsneden ‘een of meer andere vrouwen’ en ‘onder meer’ partieel nietig verklaard, omdat de tenlastelegging ten aanzien van die onderdelen niet voldoet aan de in artikel 261 Sv gestelde eisen.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dit berust en neemt dat oordeel over. Het hof zal de dagvaarding in zoverre dan ook partieel nietig verklaren.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Inleiding

In de onderhavige zaak komen twee verdachten, te weten [verdachte] en [medeverdachte] , en drie slachtoffers, te weten [slachtoffer 1] (ook wel “Linka”), [slachtoffer 2] (ook wel “Szandi”) en [slachtoffer 3] (ook wel “Szandi”) voor. Voor de leesbaarheid zal het hof de verdachten en de slachtoffers zoveel mogelijk aanduiden bij hun achternaam.

Vrijspraak

Ten aanzien van [slachtoffer 2]
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van [slachtoffer 2] bewezenverklaring van het in artikel 273, lid 1, sub 1º, sub 4º en sub 6º Sr ten laste gelegde gevorderd. Zij heeft in dit verband aangevoerd dat de op 12 juli 2018 door [slachtoffer 2] afgelegde en voor [verdachte] ontlastende verklaring, bezien in het licht van de tapgesprekken, die volledig passen bij de verklaring van [slachtoffer 3] over de werkwijze van [verdachte] en [medeverdachte] , als ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven.
De raadsman heeft, onder verwijzing naar voornoemde verklaring van [slachtoffer 2] , vrijspraak bepleit.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het dossier biedt aanknopingspunten voor een strafbare betrokkenheid van [verdachte] (en [medeverdachte] ) bij het verblijf van [slachtoffer 2] in Amsterdam en bij de door haar in Amsterdam verrichte prostitutiewerkzaamheden. Uit het dossier blijkt echter niet óf door [verdachte] (en/of [medeverdachte] ) ten aanzien van [slachtoffer 2] gebruik is gemaakt van enig dwangmiddel, en zo ja, welk(e) dwangmiddel(en) dit dan betreft. Daarbij is van belang dat [slachtoffer 2] geen aangifte heeft gedaan ter zake van mensenhandel én dat zij als getuige op 12 juli 2018 een voor [verdachte] ontlastende verklaring heeft afgelegd, nu zij heeft verklaard dat [verdachte] geen rol heeft gespeeld met betrekking tot haar werkzaamheden in de prostitutie en dat [verdachte] haar niet heeft gedwongen geld af te geven dan wel geld van haar heeft afgepakt. Weliswaar zijn er tapgesprekken tussen [verdachte] en anderen, onder wie ook [medeverdachte] , waarin wordt gesproken over het fouilleren en het afpakken van het door [slachtoffer 2] in de prostitutie verdiende geld, echter is niet gebleken dat daadwerkelijk geld van haar is afgenomen. Bij gebreke aan enig ander (direct) bewijs dat redengevend is voor strafbare betrokkenheid van [verdachte] bij de uitbuiting van [slachtoffer 2] , dan wel waaruit blijkt dat [verdachte] uit de uitbuiting van [slachtoffer 2] opzettelijk voordeel heeft getrokken, zal het hof [verdachte] vrijspreken van het onder feit 1 ten aanzien van [slachtoffer 2] ten laste gelegde.
Nu geen misdrijf ten aanzien van [slachtoffer 2] kan worden vastgesteld kan evenmin een bewezenverklaring van feit 2 voor zover het [slachtoffer 2] betreft volgen, zodat [verdachte] ten aanzien van [slachtoffer 2] van de gehele tenlastelegging wordt vrijgesproken.
Nu het hof [verdachte] in zoverre zal vrijspreken, behoeft hetgeen door de advocaat-generaal en haar raadsman overigens naar voren is gebracht, geen bespreking.
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van [slachtoffer 1] bewezenverklaring gevorderd van het in artikel 273, lid 1, sub 1º, sub 4º en sub 6º Sr ten laste gelegde. Zij heeft in dit verband aangevoerd dat de op 19 oktober 2017 door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring, bezien in het licht van de tapgesprekken, die volledig passen bij de verklaring van [slachtoffer 3] over de werkwijze van [verdachte] en [medeverdachte] , als ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven.
De raadsman heeft, onder verwijzing naar voornoemde verklaring van [slachtoffer 1] , vrijspraak bepleit.
Het hof is van oordeel dat het dossier ten aanzien van [slachtoffer 1] aanknopingspunten biedt voor een strafbare betrokkenheid van [verdachte] (en [medeverdachte] ) bij het verblijf van [slachtoffer 1] in Amsterdam en bij de door haar verrichte prostitutiewerkzaamheden, maar dat dit onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Hoewel het dossier aanknopingspunten biedt voor de stelling dat [slachtoffer 1] in een kwetsbare positie verkeerde, kan het hof dit niet met een voldoende mate van zekerheid vaststellen. Evenmin kan het hof met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat [verdachte] van een eventuele kwetsbare positie van [slachtoffer 1] wetenschap had. Het hof zal [verdachte] dan ook vrijspreken van het onder feit 1 sub 1º en sub 4º ten aanzien van [slachtoffer 1] ten laste gelegde.
Ten aanzien van [slachtoffer 3]
Met de rechtbank, de verdediging en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor het gebruik van geweld door [verdachte] jegens [slachtoffer 3] . Het hof zal [verdachte] daarvan dan ook vrijspreken.
Het hof acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van dwang en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. Het hof overweegt in dit verband dat de stukken in het dossier ten aanzien van sommige van de genoemde dwangmiddelen weliswaar aanknopingspunten bieden, maar dat dit niet voldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Door het ontbreken van enig ander (direct) bewijs dat op dit punt redengevend is, zal het hof [verdachte] ook daarvan vrijspreken.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van feit 1
[slachtoffer 1]
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1]
heeft in Hongarije als getuige verklaringen afgelegd, te weten op 11 november 2009 tegenover de politie en op 19 oktober 2017 tegenover de raadsheer-commissaris. Zij heeft geen aangifte gedaan tegen [verdachte] (of anderen) ter zake van mensenhandel.
Het hof stelt vast dat de verklaringen van [slachtoffer 1] niet op alle onderdelen consistent zijn en bovendien niet altijd stroken met hetgeen uit andere bewijsmiddelen in het dossier naar voren is gekomen, bijvoorbeeld waar het de duur van haar verblijf in Amsterdam betreft en de vraag wie aan haar heeft voorgesteld om in de prostitutie te gaan werken. Het hof zal daarom behoedzaamheid betrachten bij de beoordeling van de verklaringen van [slachtoffer 1] . Dit uitgangspunt brengt mee dat voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde naast de verklaringen van [slachtoffer 1] (ook in kwalitatieve zin) voldoende steunbewijs is vereist.
Bewijsoverwegingen
Het hof leidt uit het dossier af dat [slachtoffer 1] vanaf eind mei 2009 tot en met 13 juli 2009, het hof begrijpt een periode van (ongeveer) zeven weken, in Amsterdam in de prostitutie werkzaam is geweest.
uitbuitingssituatie
Uit de stukken in het dossier, in het bijzonder uit de in de bewijsmiddelen genoemde tapgesprekken, tussen [verdachte] en [medeverdachte] en/of anderen waarin een aantal malen ook [slachtoffer 1] zelf is betrokken, leidt het hof af dat ten aanzien van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] sprake was van een uitbuitingssituatie. Uit deze gesprekken kan immers worden afgeleid dat [slachtoffer 1] lange dagen maakte, dat zij aanwijzingen kreeg met wie zij mocht spreken, dat haar werd verteld hoeveel klanten ze moest hebben, dat ze moest werken als ze ziek was en dat [verdachte] en [medeverdachte] haar controleerden op haar verdiensten. Het hof neemt hierbij voorts de in de bewijsmiddelen opgenomen tapgesprekken tussen [slachtoffer 1] en anderen in aanmerking, waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] vrijwel niets aan haar werkzaamheden heeft overgehouden. [verdachte] en [medeverdachte] hebben deze uitbuitingssituatie samen gecreëerd en beiden hadden hier dus wetenschap van.
opzettelijk voordeel trekken
Het spreekt vanzelf dat [slachtoffer 1] met haar werkzaamheden geld heeft verdiend. Hoewel geen concreet bedrag aan verdiensten uit het dossier en/of haar verklaringen is te destilleren, staat het – naar het oordeel van het hof – buiten kijf dat dit bedrag de maximaal HUF 90.000 (neerkomend op ongeveer € 275,00) waarover zij op 14 juli 2009 bij haar terugkeer naar Hongarije kon beschikken, ruimschoots moet hebben overstegen.
Het hof heeft in dit verband acht geslagen op de verklaring van [slachtoffer 1] , inhoudende dat zij met haar werkzaamheden geld heeft verdiend ( [slachtoffer 1] noemt bedragen variërend van € 300,00 tot € 700,00/€ 900,00, een en ander afhankelijk van de dag van de week). Het hof heeft ook acht geslagen op de gegevens van het kamerverhuurbedrijf La Vie en Rose, waaruit blijkt dat voor [slachtoffer 1] in de maanden mei en juni 2009 in totaal 47 diensten waren gereserveerd en de verklaring van [getuige 1] , inhoudende dat [slachtoffer 1] in die periode dubbele diensten werkte en non-stop aan het werk was. Gelet op de intensiteit van de werkzaamheden van [slachtoffer 1] acht het hof het aannemelijk dat [slachtoffer 1] de door haar genoemde bedragen inderdaad heeft verdiend.
Niet is gebleken dat [slachtoffer 1] al haar verdiensten aan haar moeder/familie in Hongarije heeft doen toekomen, terwijl het voorts onaannemelijk is dat zij dit bedrag aan zichzelf in het uitgaansleven van Amsterdam heeft besteed. Het hof heeft ook acht geslagen op de (vele) door [verdachte] en [medeverdachte] met elkaar of met anderen (onder wie ook met [slachtoffer 1] ) gevoerde tapgesprekken, zoals opgenomen in de bewijsmiddelen, die niet anders kunnen worden uitgelegd dan dat [verdachte] en [medeverdachte] zich geld, dat [slachtoffer 1] in de prostitutie heeft verdiend, hebben toegeëigend.
medeplegen
Het hof leidt uit de inhoud van de tapgesprekken af dat [verdachte] en [medeverdachte] zodanig nauw met elkaar samenwerkten, dat sprake is van medeplegen. In deze gesprekken houden zij elkaar immers op de hoogte van de verdiensten van [slachtoffer 1] en voeren zij overleg met elkaar over het afpakken van het geld van [slachtoffer 1] .
Conclusie
Het hof acht, alles afwegende, wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte] opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] .
Nu aan het opzettelijk voordeel trekken als omschreven in sub 6º mede feitelijke betekenis toekomt, volstaat het hof in de bewezenverklaring met een bewezenverklaring hiervan, zonder in te gaan op de gedragingen die de steller van de tenlastelegging heeft opgenomen achter de vervolgens opgenomen gedachtestreepjes.
[slachtoffer 3]
De advocaat-generaal heeft, onder verwijzing naar de overwegingen van de rechtbank, bewezenverklaring gevorderd van het in artikel 273, lid 1, sub 1º, sub 4º en sub 6º Sr ten laste gelegde. Zij heeft in dit verband nog opgemerkt dat de rechtbank terecht is uitgegaan van de verklaring van [slachtoffer 3] uit 2009. Voorts heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat de verdachte geen verklaring heeft gegeven daar waar de tapgesprekken in het dossier schreeuwen om een uitleg.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft er in dit verband met name op gewezen dat de twee door [slachtoffer 3] afgelegde verklaringen inhoudelijk niet consistent zijn en daardoor onbetrouwbaar. Hij heeft voorts aangevoerd dat de tapgesprekken van de verdachte met anderen onvoldoende redengevend zijn om tot een bewezenverklaring te komen.
Het hof overweegt als volgt.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 3]
heeft op 25 augustus 2009 aangifte gedaan ter zake van mensenhandel. Op 28 mei 2014 heeft zij als getuige een verklaring afgelegd tegenover de raadsheer-commissaris.
Het hof stelt vast dat de door [slachtoffer 3] afgelegde verklaringen niet op alle onderdelen consistent zijn, bijvoorbeeld waar het de rol van [verdachte] betreft, de duur van haar verblijf in Amsterdam en de adressen waar zij heeft verbleven, en dat het door haar gestelde bovendien niet altijd strookt met hetgeen uit andere bewijsmiddelen in het dossier naar voren is gekomen. Opvallend is ook dat zij de naam van haar vriend [betrokkene] ) in haar eerste verklaring in het geheel niet heeft genoemd. Terecht heeft de verdediging hierop gewezen. Dit betekent evenwel niet dat alle onderdelen van die verklaringen en dus die verklaringen in het geheel wegens onbetrouwbaarheid ter zijde moeten worden gesteld. Het hof zal behoedzaamheid betrachten bij de beoordeling van de verklaringen van [slachtoffer 3] . Dit uitgangspunt brengt mee dat voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde naast de verklaringen van [slachtoffer 3] (ook in kwalitatieve zin) voldoende steunbewijs is vereist.
Ten aanzien van de dwangmiddelen
Het hof acht bewezen dat jegens [slachtoffer 3] sprake was van het dwangmiddel ‘misbruik van een kwetsbare positie’. Uit het dossier leidt het hof af dat [slachtoffer 3] naar Nederland wilde omdat zij – gelet op de (financiële) zorg voor haar twee minderjarige kinderen – in Hongarije niet goed (meer) in haar levensonderhoud kon voorzien en een beter bestaan wilde opbouwen. Zij is gelijktijdig met [medeverdachte] in de bus vanuit Hongarije naar Amsterdam gereisd. Direct na aankomst in Amsterdam is zij naar de woning gegaan waar ook [verdachte] en [medeverdachte] verbleven, alwaar zij van hen onderdak heeft gekregen. De dag erna is zij als prostituee aan het werk gegaan. Zij kwam in een voor haar onbekend land en in een onbekende stad, waarbij zij de taal niet sprak. Zij beschikte niet zelfstandig over een verblijfplaats. Dat zowel [verdachte] als [medeverdachte] wetenschap hadden van deze kwetsbare positie leidt het hof af uit de omstandigheid dat zij [slachtoffer 3] direct na aankomst in Amsterdam onderdak hebben gegeven. Voorts leidt het hof dit af uit het feit dat [slachtoffer 3] direct de dag daarna naar de werkplek is gebracht nadat eerder telefonisch contact was gelegd met het kamerverhuurbedrijf om een kamer te regelen.
Dat [verdachte] wetenschap had van deze kwetsbare positie leidt het hof voorts af uit de verklaring van
[getuige 2] van het kamerverhuurbedrijf, inhoudende dat [slachtoffer 3] amper Engels sprak. Het hof betrekt hierbij voorts nog het gesprek dat [medeverdachte] op 9 augustus 2009 met [verdachte] voert, waarin [medeverdachte] zegt: “Let even op Szandi, wanneer haar man ( [betrokkene] ) bij haar langs gaat. Dat ze niet wordt meegenomen. Hou haar goed in de gaten.” Het hof betrekt hierbij ten slotte nog de inhoud van een tapgesprek van 10 augustus 2009 dat [medeverdachte] met een ander voert, waarin [medeverdachte] zegt: “We hebben een overeenkomst. Heeft [verdachte] het je niet verteld?” [medeverdachte] zegt vervolgens in dit gesprek: “Ze hadden toch ook wel gelijk, zij en haar man”. Hieruit leidt het hof af dat dit gesprek over [slachtoffer 3] (en [betrokkene] ) gaat, nu uit het dossier blijkt dat deze [betrokkene] kort daarvoor naar Nederland was gekomen en er onenigheid was ontstaan tussen [medeverdachte] en [betrokkene] over de verdeling tussen hen van de verdiensten uit de prostitutie van [slachtoffer 3] . Ook hieruit leidt het hof af dat het voor [verdachte] duidelijk was dat [slachtoffer 3] in feite geen kant op kon.
Ten aanzien van sub 1º
Uit de verklaringen van [slachtoffer 3] en [medeverdachte] blijkt dat [slachtoffer 3] direct na aankomst in Amsterdam bij [verdachte] en [medeverdachte] onderdak heeft gekregen. Dat het huisvesten en daarmee tevens het opnemen van [slachtoffer 3] heeft plaatsgevonden met het oogmerk van uitbuiting leidt het hof af uit de eerdergenoemde omstandigheden dat [slachtoffer 3] de dag na haar aankomst in Amsterdam als prostituee aan het werk is gezet en dat zij van af het eerste moment (een deel) van haar verdiensten aan [verdachte] en [medeverdachte] heeft moeten afstaan. Het hof houdt het er dan ook voor, bij gebreke aan een andersluidende verklaring, dat [verdachte] en [medeverdachte] met het huisvesten en opnemen van [slachtoffer 3] geen ander doel voor ogen hadden dan de uitbuiting van [slachtoffer 3] .
Ten aanzien van sub 4º en sub 6º
Uit de inhoud van de diverse tapgesprekken, zoals weergegeven in de bewijsmiddelen, bezien in samenhang met hetgeen [slachtoffer 3] daaromtrent heeft verklaard, leidt het hof af dat [verdachte] en [medeverdachte] handelingen hebben verricht waarvan zij wisten dat [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar stelde voor het verrichten van prostitutiewerkzaamheden. Voorts leidt het hof hieruit af dat [verdachte] en [medeverdachte] geld dat [slachtoffer 3] in de prostitutie heeft verdiend van haar hebben afgepakt.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [verdachte] een zelfstandige rol vervulde van voldoende gewicht om in juridische zin van medeplegen te spreken. Het feit dat [slachtoffer 3] [verdachte] in haar eerste verklaring niet als dader heeft genoemd, maakt dat niet anders. [slachtoffer 3] heeft daarvoor in haar tweede verklaring een uitleg gegeven, inhoudende dat zij [verdachte] aanvankelijk zag als doorgeefluik van [medeverdachte] . Deze verklaring komt het hof niet onlogisch voor.
Ten aanzien van feit 2
Het hof heeft hiervoor overwogen dat [verdachte] en [medeverdachte] zich schuldig hebben gemaakt aan de uitbuiting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , onder meer door inkomsten uit prostitutie van hen af te pakken. Zodoende beschikten [verdachte] en [medeverdachte] over gelden die uit misdrijf afkomstig waren. Dat niet duidelijk is geworden om hoeveel geld het gaat, doet daaraan niet af.
Uit vaste jurisprudentie ter zake van witwassen volgt dat in het geval dat het witwassen betrekking heeft op gelden afkomstig uit eigen misdrijf, sprake moet zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die door eigen misdrijf verkregen gelden gericht karakter heeft.
Bij de doorzoeking in de woning van [verdachte] en [medeverdachte] zijn geen geldbedragen aangetroffen (P3 033 en P3 003). Bij gebreke aan een andersluidende verklaring leidt het hof hieruit af dat [verdachte] en [medeverdachte] die gelden ten eigen bate hebben aangewend. Zodoende hebben zij de uit het misdrijf afkomstige gelden niet alleen verworven en voorhanden gehad, maar hebben zij deze gelden ook overgedragen en omgezet en daarmee de criminele herkomst ervan verhuld.
Gelet op de duur van de periode, waarin dit alles heeft plaatsgevonden – te weten telkens meerdere weken – is het hof van oordeel dat het onder 2 bewezen verklaarde feit als gewoontewitwassen dient te worden gekwalificeerd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
onder 1
zij in de periode van 1 mei 2009 tot en met 25 augustus 2009 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1]
en
dat zij tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 3] door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft gehuisvest en heeft opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 3] ,
en
met voornoemd middel enige handeling heeft ondernomen waarvan zij wist, dat [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden),
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 3] ,
bestaande dat misbruik van een kwetsbare positie en die handelingen hierin dat zij verdachte en/of haar mededader
Ten aanzien van die [slachtoffer 3]
- die [slachtoffer 3] hebben gehuisvest en
- die [slachtoffer 3] hebben geholpen bij het regelen van een prostitutiekamer en
- die [slachtoffer 3] hebben aangezet om in de prostitutie te blijven werken, door haar een schuld bij haar, verdachte en/of haar mededader te laten opbouwen en door tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat zij geen werkkamer meer zou mogen huren indien zij geen prostitutiewerkzaamheden meer voor verdachte en/of haar mededader wilde verrichten en
- die [slachtoffer 3] hebben beperkt in haar bewegingsvrijheid door te zorgen voor vervoer van en naar haar werkkamer en/of haar te begeleiden van en/of naar haar werkkamer en
- die [slachtoffer 3] hebben geïnstrueerd met wie zij wel en met wie zij niet mocht praten en
- die [slachtoffer 3] terwijl die [slachtoffer 3] prostitutiewerkzaamheden verrichtte telefonisch en/of in persoon hebben gecontroleerd en/of laten controleren en
- die [slachtoffer 3] werkinstructies hebben gegeven met betrekking tot haar werkzaamheden en die [slachtoffer 3] hebben aangespoord indien de verdiensten niet voldoende waren en
- die [slachtoffer 3] lange werkdagen hebben laten maken en
- die [slachtoffer 3] voorzien hebben van condooms en
- er voor zorg hebben gedragen dat die [slachtoffer 3] niet vrijelijk kon beschikken over de eigen verdiensten en
- die [slachtoffer 3] verantwoording af hebben laten leggen over hoeveel zij had verdiend en
- een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 3] hebben afgepakt of door die [slachtoffer 3] hebben laten afstaan
- die [slachtoffer 3] hebben verboden in Amsterdam en/of in Nederland als prostituee te werken indien zij niet voor verdachte en/of haar mededader werkt;
onder 2zij in de periode van 1 mei 2009 tot en met 25 augustus 2009, te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander in genoemde periode bij wijze van gewoonte geldbedragen afkomstig uit prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet, terwijl zij wist dat die geldbedragen – onmiddellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid, onder 6º van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van [slachtoffer 3]
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid, onder 1º, 4º en 6º van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van
het plegen van witwassen een gewoonte maken, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg ten aanzien van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] voor het onder feit 1, sub 1º, sub 4º en sub 6º bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden met aftrek van de tijd die zij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten aanzien van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] onder feit 1, sub 1º, sub 4º en sub 6º ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 19 maanden met aftrek van de tijd die zij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van een aantal maanden samen met haar medeverdachte schuldig gemaakt aan mensenhandel van twee uit Hongarije afkomstige vrouwen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] .
De verdachte heeft zich, samen met haar medeverdachte, (een groot deel van) het geld dat [slachtoffer 1] met haar prostitutiewerkzaamheden verdiende toegeëigend. [slachtoffer 1] verrichtte haar prostitutiewerkzaamheden in een situatie waarin zij door de verdachte en haar medeverdachte werd uitgebuit.
Voorts hebben de verdachte en haar medeverdachte [slachtoffer 3] in hun huis opgenomen en in de prostitutie laten werken. Aldus heeft de verdachte ertoe bijgedragen dat een buitenlandse vrouw in Nederland in de prostitutie terecht is gekomen. De verdachte heeft hierbij misbruik gemaakt van de omstandigheid dat Turburcz in Hongarije niet voldoende in haar levensonderhoud kon voorzien en ernaar verlangde een beter bestaan op te bouwen door prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten in een land, dat onbekend was voor haar en waarvan zij de taal niet sprak. [slachtoffer 3] werd aangespoord om lange dagen te werken en zoveel mogelijk te verdienen, waarbij zij door de verdachte en haar medeverdachte in de gaten werd gehouden en werd gecontroleerd. Zij werd bewogen om het door haar verdiende geld grotendeels af te staan.
De verdachte heeft zich, naar moet worden aangenomen, bij dit alles slechts laten leiden door haar zucht naar geldelijk gewin. Zij heeft daaraan de belangen van de slachtoffers bij het behoud van hun waardigheid en zelfbeschikkingsrecht ondergeschikt gemaakt. Aldus heeft de verdachte inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit. De inhoud van de gesprekken tussen de verdachte en haar medeverdachte (en/of anderen) over [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] acht het hof veelzeggend, schaamteloos en ontluisterend.
Voors heeft de verdachte met haar medeverdachte een gewoonte gemaakt van het witwassen van de verdiensten van de door de slachtoffers verrichte prostitutiewerkzaamheden. De verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de integriteit van het financiële en economische verkeer.
Bij de strafoplegging leggen de door de verdachte gepleegde mensenhandelfeiten verreweg het meeste gewicht in de schaal. Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, alleen worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur. Daarbij komt dat met de bestraffing in deze zaak door het hof ook wordt beoogd eraan bij te dragen dat anderen van het plegen van dit soort feiten worden weerhouden, Het feit dat het hier om (zeer) oude feiten gaat, maakt dit niet anders. In het Wallengebied is (internationale) mensenhandel nog immer een groot probleem.
Met betrekking tot de duur van de op te leggen gevangenisstraf overweegt het hof verder als volgt. Het hof stelt vast dat de redelijke termijn, gelet op het feit dat de verdachte in verzekering is gesteld op
19 oktober 2009 en dat het hof eerst op 8 november 2019 uitspraak doet, in aanzienlijke mate is overschreden. Zonder strafvermindering in verband met deze overschrijding zou het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden zonder meer passend achten. Deze straf valt lager uit dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat het hof minder feiten bewezen acht. Voorts valt deze straf lager uit dan bij de medeverdachte [medeverdachte] , omdat de verdachte voor een feit minder wordt veroordeeld en omdat het hof de rol van de verdachte iets minder zwaar weegt dan die van [medeverdachte] . Met betrekking tot de genoemde twaalf maanden zou, met een korting van 15% in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, een gevangenisstraf van ruim tien maanden resteren.
Het hof overweegt dat de verdachte, na het plegen van de onderhavige feiten, niet meer voor misdrijven met politie of justitie in aanraking is gekomen. Mede gelet hierop acht het hof het niet opportuun dat de verdachte, na zoveel tijdsverloop, wederom in detentie zou geraken. Aan de verdachte zal dan ook een gevangenisstraf worden opgelegd die de duur van de door haar reeds in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd niet overschrijdt.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf van negen maanden onvoorwaardelijk passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 63, 273f en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen tot vrijspraak ter zake van het onder feit 1, sub 3º ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de inleidende dagvaarding nietig ten aanzien van de onder 1 opgenomen zinsnede ‘een of meer andere vrouwen’ en de onder 2 opgenomen zinsneden ‘een of meer andere vrouwen’ en ‘onder meer’.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten aanzien van [slachtoffer 2] onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten aanzien van [slachtoffer 1] onder 1, sub 1º en sub 4º ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C. Fetter, mr. M.L. Leenaers en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 november 2019.