ECLI:NL:GHAMS:2019:3992

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
200.260.629/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijkheid verzoek om andere motivering van beschikking in vrijwillige rechtspraak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de niet-ontvankelijkheid van de rechthebbende. De rechthebbende had in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking van de kantonrechter te motiveren, maar niet om een andere beslissing. De rechthebbende stelde dat zijn belangen geschaad waren doordat de motivering van de beslissing belastend voor hem was en zonder hoor en wederhoor tot stand was gekomen. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende in eerste aanleg niet in de gelegenheid is gesteld om zich te verweren, omdat er geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot onjuiste aantijgingen in de beschikking van de kantonrechter. Echter, het hof oordeelde dat de rechthebbende geen rechtens te respecteren belang had bij zijn hoger beroep, omdat het ging om een zaak van vrijwillige rechtspraak. De beschikking in een dergelijke zaak krijgt geen gezag van gewijsde, wat betekent dat de overwegingen in latere procedures niet aan de rechthebbende kunnen worden tegengeworpen. Gezien deze overwegingen heeft het hof de rechthebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie -en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.260.629/01
zaaknummer rechtbank: 7587675 BM VERZ 19-615 krd
beschikking van de meervoudige kamer van 5 november 2019 inzake
[rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [X] , h.o.d.n. [X] Bewindvoering (hierna te noemen: de bewindvoerder);
- het Openbaar Ministerie.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter) van 11 maart 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De rechthebbende is op 10 juni 2019 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2
De bewindvoerder heeft op 10 juli 2019 verschillende e-mailberichten aan het hof verzonden met daarin zijn relaas en verschillende stukken als bijlagen. Hij heeft daarbij meegedeeld niet ter zitting in hoger beroep te verschijnen.
Het hof heeft telefonisch aan de bewindvoerder meegedeeld dat de bijlagen bij zijn e-mails ongeopend zullen blijven.
De inhoud van het eerste e-mailbericht van de bewindvoerder, te weten zijn relaas, is ter zitting in hoger beroep door de voorzitter voorgelezen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 21 augustus 2019 plaatsgevonden. Zoals aan partijen van tevoren was meegedeeld, heeft deze behandeling zich beperkt tot de vraag of de rechthebbende ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
Verschenen is:
- de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat.

3.De feiten

3.1
Bij beschikking van 13 november 2014 heeft de kantonrechter, over de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van de heer [X] van [X] Bewindvoering tot bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter op verzoek van de bewindvoerder het bewind opgeheven.
4.2
De rechthebbende verzoekt partiële vernietiging van de bestreden beschikking voor zover het de nadere motivering daarin bevat, en de beslissing te motiveren zoals in het hoger beroepschrift beschreven.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ter beoordeling aan het hof ligt voor of de rechthebbende ontvankelijk is in zijn verzoek de bestreden beschikking van een andere motivering te voorzien.
5.2
De rechthebbende heeft zich ter zitting in hoger beroep op het standpunt gesteld ontvankelijk te zijn in zijn hoger beroep omdat zijn belangen zijn geschaad doordat de motivering van de beslissing belastend voor hem is en zonder hoor en wederhoor tot stand is gekomen. Blijkens zijn hoger beroepschrift en het verhandelde ter zitting in hoger beroep heeft de rechthebbende zich in eerste aanleg niet kunnen verweren tegen de door de bewindvoerder in het geding gebrachte stukken omdat geen zitting heeft plaatsgevonden. Hierdoor is geen recht gedaan aan de gerechtvaardigde belangen van de rechthebbende bij hoor en wederhoor en staan er in de bestreden beschikking onjuiste aantijgingen jegens rechthebbende. Dit steekt rechthebbende, omdat volgens hem niet de rechthebbende maar de bewindvoerder zich gedurende het bewind laakbaar heeft gedragen. De rechthebbende komt niet op tegen het dictum van de bestreden beschikking nu hij zelf niet wil dat de bewindvoerder nog langer zijn vermogensrechtelijke belangen behartigt, aldus de rechthebbende.
5.3
Het hof overweegt als volgt.
Zoals het hof ter zitting aan de rechthebbende heeft meegedeeld, dient het hof gezien de inhoud van het beroepschrift te beoordelen of de rechthebbende ontvankelijk is in zijn hoger beroep. De rechthebbende wenst namelijk niet een andere beslissing dan in eerste aanleg is gegeven, maar grieft alleen tegen hetgeen is overwogen ter motivering daarvan en tegen de gang van zaken in eerste aanleg. Daarmee rijst de vraag of de rechthebbende voldoende belang heeft bij zijn hoger beroep. De rechthebbende stelt belang te hebben bij wijziging van de motivering omdat hij zich in eerste aanleg niet heeft kunnen verweren doordat de kantonrechter van een mondelinge behandeling heeft afgezien. Hierdoor zijn stellingen van de bewindvoerder tot overwegingen van de kantonrechter gemaakt, waar de rechthebbende zich niet mee kan verenigen.
Wat er zij van de gang van zaken in eerste aanleg, de rechthebbende wenst niet een andere beslissing. Het hof overweegt dat de rechthebbende reeds om deze reden niet-ontvankelijk verklaard kan worden in zijn hoger beroep. Daar komt nog het volgende bij. In zaken zoals deze, waarin een onderbewindstelling wordt opgeheven, is sprake van voluntaire rechtspraak. Het gaat in een dergelijke zaak om een wijziging van een rechtstoestand, die de betrokken partijen niet zelf, zonder tussenkomst van de rechter kunnen teweegbrengen. De beschikking in een zaak van voluntaire rechtspraak krijgt, nadat zij onherroepelijk is geworden, geen gezag van gewijsde. Het gaat hier namelijk niet om een beslissing die een rechtsbetrekking in geschil betreft, zoals bedoeld in artikel 236 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Wat de kantonrechter in de bestreden beschikking heeft overwogen, heeft in latere procedures dus geen bindende kracht en kan dus niet aan de rechthebbende worden tegengeworpen (vgl. Hof Amsterdam 1 februari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:912).
Hoewel de rechthebbende bij de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft gemotiveerd waarom de overwegingen in de bestreden beschikking hem steken, heeft hij op grond van het bovenstaande geen rechtens te respecteren belang bij zijn hoger beroep. Het hof zal de rechthebbende dan ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.
5.4
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
verklaart de rechthebbende niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. A.V.T. de Bie en mr. G.W. Brands-Bottema, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 5 november 2019 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.