ECLI:NL:GHAMS:2019:3985

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
200.242.520/01 en 200.262.215/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bewindvoerder en mentor in een hoger beroep inzake onderbewindstelling en mentorschap

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor de betrokkene, die in hoger beroep is gekomen tegen eerdere beschikkingen van de kantonrechter. De betrokkene, geboren in 1941, is onder bewind gesteld en heeft een mentorschap, beide op verzoek van haar dochter, die als belanghebbende is aangemerkt. De betrokkene heeft in hoger beroep verzocht om de onderbewindstelling op te heffen of een andere bewindvoerder en mentor te benoemen. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juli 2019 is vastgesteld dat er gronden zijn voor de onderbewindstelling en het mentorschap, maar dat de benoeming van de dochter tot bewindvoerder en mentor vernietigd dient te worden vanwege een conflictueuze samenwerking. Het hof heeft besloten een onafhankelijke derde, Goedhart Amsterdam B.V., voor te stellen als nieuwe bewindvoerder en mentor. De betrokkene en de dochter worden verzocht om binnen twee weken schriftelijk te reageren op dit voornemen. De beschikking is op 5 november 2019 uitgesproken door de meervoudige kamer van het hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummers: 200.242.520/01 en 200.262.215/01
zaaknummers rechtbank: 6729979 BM VERZ 18-622 / FK en 6729980 MB VERZ 18-142 / FK
beschikking van de meervoudige kamer van 5 november 2019 inzake
[X] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. J.K. Gaasbeek te Haarlem.
Als belanghebbende in deze zaken is aangemerkt [Y] (hierna te noemen: de dochter), mede in haar hoedanigheid van huidig bewindvoerder en mentor van betrokkene.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna te noemen: de kantonrechter) van 16 april 2018, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De betrokkene is bij e-mailbericht aan de griffie van dit hof van 13 juli 2018 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikkingen van 16 april 2018. Na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld door het hof heeft de betrokkene alsnog schriftelijk een beroepschrift ingediend op 8 augustus 2018.
2.2
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een e-mailbericht van de dochter van 1 oktober 2018 aan de griffie van dit hof;
- een e-mailbericht van de dochter van 2 oktober 2018 aan de griffie van dit hof;
- een brief van de zijde van de betrokkene van 2 oktober 2018, ingekomen op 4 oktober 2018, met als bijlage het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg;
- een e-mailbericht van de dochter van 31 oktober 2018 aan de griffie van dit hof;
- een brief van de zijde van de betrokkene van 10 januari 2019, ingekomen op 11 januari 2019 met één bijlage;
- een brief van de dochter van 8 mei 2019, ingekomen ter griffie van dit hof op 13 mei 2019, met een bijlage;
- een e-mailbericht van de zijde van de betrokkene aan de griffie van 24 juni 2019;
- een e-mailbericht van de dochter aan de griffie van 25 juni 2019;
- een e-mailbericht van de dochter aan de griffie van 2 juli 2019;
- twee e-mailberichten van de zijde van de betrokkene aan de griffie van 4 juli 2019.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 8 juli 2019 plaatsgevonden. Namens de betrokkene is de advocaat verschenen. Ook is verschenen de dochter. Van de mondelinge behandeling is proces‑verbaal opgemaakt.
2.4
Op 22 juli 2019 is de betrokkene door raadsheer-commissaris mr. A.V.T. de Bie in aanwezigheid van mr. T. Mekkelholt als griffier gehoord. Van dit verhoor is proces-verbaal opgemaakt.
2.5
Ter griffie van dit hof is op 1 augustus 2019 ingekomen een e-mailbericht van (de advocaat van) de betrokkene, met bijlagen.
Voorts is op 5 augustus 2019 ingekomen een brief van de advocaat van de betrokkene, met als bijlage een bereidverklaring.
De dochter heeft bij brief van 12 augustus 2019, ingekomen op 14 augustus 2019, op het proces-verbaal gereageerd. De advocaat van de betrokkene heeft bij brief van 22 augustus 2019, ingekomen op 23 augustus 2019, bezwaar gemaakt tegen voornoemde brief van de dochter voor zover zij daarbij nieuwe stellingen betrekt. Het hof zal bij zijn beoordeling aan eventuele nieuwe stellingen voorbijgaan en daarbij enkel de reactie van de dochter op voornoemd proces-verbaal betrekken.

3.De feiten

3.1
De betrokkene is geboren [in] 1941. [Y] is de dochter van de betrokkene.
3.2
De betrokkene is op 29 januari 2018 op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen opgenomen in woonzorgcentrum [1] in [plaats a] . Zij verblijft sinds 19 april 2018 in woonzorgcentrum [2] te [plaats b] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij beschikking van 16 april 2018 (6729979 BM VERZ 18-622 / FK) heeft de kantonrechter, op verzoek van de dochter, de goederen die de betrokkene (zullen) toebehoren onder bewind ingesteld met benoeming van de dochter tot bewindvoerder.
Bij beschikking van 16 april 2018 (onder zaaknummer 6729980 MB VERZ 18-142 / FK) heeft de kantonrechter, op verzoek van de dochter, ten behoeve van de betrokkene een mentorschap ingesteld, met benoeming van de dochter tot mentor.
4.2
Bij hoger beroepschrift heeft de betrokkene verzocht de bestreden beschikkingen te vernietigen, en primair: de onder bewindstelling op te heffen, dan wel een beslissing te nemen zoals het hof juist acht, en subsidiair: een andere onafhankelijke en deskundige bewindvoerder en mentor te benoemen naar keuze van de betrokkene.
Ter zitting in hoger beroep heeft zij het primaire verzoek de onderbewindstelling op te heffen, dan wel een beslissing te nemen zoals het hof juist acht, ingetrokken.

5.De motivering van de beslissing

In de zaken met zaaknummers 200.242.520/01 en 200.262.215/01:
5.1
In hoger beroep wordt niet langer betwist dat er gronden zijn voor de onderbewindstelling van de goederen die aan de betrokkene (zullen) toebehoren en dat er gronden zijn voor mentorschap, zodat de bestreden beschikking in zoverre zal worden bekrachtigd.
5.2
De betrokkene en de dochter zijn het erover eens dat de benoeming van de dochter tot bewindvoerder en mentor van de betrokkene vernietigd dient te worden, aangezien de samenwerking tussen hen conflictueus is en niet naar behoren verloopt. Het hof heeft dat zelf ook kunnen vaststellen. In zoverre slagen dan ook de grieven. Het hof zal een andere bewindvoerder of mentor benoemen.
5.3
Ten aanzien van de vraag wie tot bewindvoerder en mentor dient te worden benoemd overweegt het hof als volgt. Op grond van respectievelijk artikel 1:435 lid 3 en artikel 1:452 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek volgt de rechter bij de benoeming de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
De advocaat van de betrokkene heeft bij zijn e-mailbericht aan het hof van 4 juli 2019 de volgende personen voorgesteld: de heer en mevrouw [A] , de heer [B] van bureau Beaufin en voorts de heer [C] . Bij zijn e-mailbericht aan het hof van 1 augustus 2019 heeft de advocaat van de betrokkene laten weten dat bureau Beaufin voorlopig niet beschikbaar is. De betrokkene heeft tijdens het verhoor met betrekking tot de heer en mevrouw [A] en de heer [C] aan de raadsheer-commissaris laten weten dat zij niet bekend is met deze personen. Onder die omstandigheden kunnen zij niet worden aangemerkt als personen die de uitdrukkelijke voorkeur hebben van de rechthebbende. Nu de dochter bovendien tegen de benoeming van deze personen bezwaar heeft gemaakt, zal het hof aan dit voorstel voorbijgaan.
De betrokkene zelf heeft tijdens het verhoor met de raadsheer-commissaris geopperd dat mevrouw [D] wordt benoemd. Door de betrokkene is echter niet duidelijk gemaakt of mevrouw [D] bereid is een benoeming tot bewindvoerder en mentor te aanvaarden. Reeds om die reden gaat het hof hieraan voorbij.
5.4
Ook de dochter heeft een voorstel gedaan. Bij haar e-mailbericht van 2 juli 2019 heeft zij voorgesteld haar accountant de heer [E] te benoemen tot bewindvoerder. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd, kort samengevat, dat zijn benoeming voor de hand ligt omdat zij zelf mede-eigenaar is van een van de registergoederen die onder bewind zijn gesteld, deze accountant de belastingaangiftes van de betrokkene reeds in voorbereiding heeft en het bewind een derde veel tijd zal kosten. Zij heeft voorgesteld dat haar ex-partner de heer [F] tot mentor wordt benoemd aangezien hij een goede band heeft met de betrokkene. De betrokkene heeft laten weten niet bekend te zijn met de heer [E] en heeft tegen de benoeming van de heer [F] bezwaar gemaakt. Het hof acht het daarom evenmin geraden om dit voorstel te volgen.
5.5
In de gegeven omstandigheden komt het hof de benoeming van een onafhankelijke professionele derde geraden voor. Het hof is voornemens Goedhart Amsterdam B.V. te Amsterdam tot bewindvoerder en mentor van de betrokkene te benoemen. Goedhart Amsterdam B.V. heeft inmiddels telefonisch aan de griffier laten weten bereid te zijn deze benoeming te aanvaarden. Het hof verzoekt zowel de betrokkene als de dochter zich hierover
binnen twee weken na hedenschriftelijk uit te laten.
5.6
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
In de zaken met zaaknummers 200.242.520/01 en 200.262.215/01:
verzoekt de betrokkene en de dochter zich
binnen twee weken na hedenschriftelijk uit te laten over de voorgenomen benoeming van Goedhart Amsterdam B.V., Postbus 56795, 1040 AT, Amsterdam tot bewindvoerder en mentor van betrokkene;
houdt iedere verdere beslissing aan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Jonkers, mr. A.V.T. de Bie en mr. T.M. Subelack, in tegenwoordigheid van mr. T. Mekkelholt als griffier en is op 5 november 2019 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.