In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. [appellant] had werkzaamheden verricht voor de Universiteit van Amsterdam (UvA) naar aanleiding van de Maagdenhuisprotesten in 2015. De UvA had hem gevraagd om te helpen bij het oplossen van de problematiek rondom de oprichting van twee hervormingscommissies. De kantonrechter had de vorderingen van [appellant] afgewezen, maar het hof oordeelt dat er wel degelijk een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen tussen [appellant] en de UvA. Het hof wijst een gedeeltelijke toewijzing van de loonvordering toe, waarbij het hof het gebruikelijke uurtarief hanteert in plaats van het achteraf in rekening gebrachte tarief. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de UvA tot betaling van een bedrag van € 7.514,- inclusief btw, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 maart 2016. De proceskosten worden gecompenseerd, aangezien beide partijen op onderdelen in het ongelijk zijn gesteld.