Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.De beoordeling
voornamelijkbetrekking dienen te hebben op de ‘uitgavenkant’ van verenigingen en stichtingen. Die formulering impliceert dat niet is uitgesloten, en dus op grond van het beleid wel ruimte bestaat, om ook naar andere gegevens te vragen dan (enkel) gegevens die betrekking hebben op de uitgavenkant, zoals bijvoorbeeld gegevens van leden en donateurs. Vervolgens moet uit de inhoud van deze resolutie worden afgeleid dat wanneer naar leden en donateurs wordt gevraagd, de staatssecretaris de mening lijkt te zijn toegedaan dat de activiteiten van verenigingen en stichtingen met erkend maatschappelijke doelen in gevaar kunnen worden gebracht, waarvoor moet worden gewaakt. Dit betekent dat de bevoegdheid van de Inspecteur om te vragen naar leden en donateurs wordt beperkt indien die vragen de activiteiten van de vereniging of stichting in gevaar brengen. De Stichting heeft niet duidelijk gemaakt waarin dat gevaar in dit geval nu precies schuilt. Zij heeft volstaan met de enkele verwijzing naar hetgeen in de resoluties wordt opgemerkt. Een dergelijk effect mag echter niet worden verwacht in het onderhavige geval, waarin naar aanleiding van een woonplaatsonderzoek in een concreet geval om specifieke informatie wordt gevraagd met betrekking tot één belastingplichtige. De conclusie is dat in de aangehaalde resoluties geen beperking kan worden gelezen voor de Inspecteur om de bedoelde gegevens in het kader van een woonplaatsonderzoek als het onderhavige op te vragen.
grief Ifaalt.
grief IIevenmin terecht is voorgesteld.