ECLI:NL:GHAMS:2019:3922

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
1 november 2019
Zaaknummer
23-004620-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van een kip met betrekking tot de Wet Dieren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1963, was beschuldigd van diefstal van een kip op 25 januari 2016 te Amsterdam. De tenlastelegging stelde dat de verdachte de kip had weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, terwijl deze toebehoorde aan een benadeelde partij. De verdachte voerde aan dat zij handelde uit nobele motieven, namelijk om de kip te redden, en dat zij niet wederrechtelijk had gehandeld. Het hof heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden waaronder de kip zich bevond niet zodanig waren dat er sprake was van hulpbehoevendheid. De verdachte had geen toestemming om de kip weg te nemen, en het hof verwierp de verweren van de verdediging. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal, maar legde geen straf of maatregel op, rekening houdend met de ernst van het feit, de omstandigheden en de persoon van de verdachte. Het hof constateerde ook dat de redelijke termijn van de procedure was overschreden, wat bijdroeg aan de beslissing om geen straf op te leggen. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd, en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004620-18
datum uitspraak: 1 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-706529-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 25 januari 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kip, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken omdat zij niet wederrechtelijk heeft gehandeld. Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat de verdachte handelde ter uitvoering van het wettelijk voorschrift van artikel 2.1, zesde lid, van de Wet Dieren (door de hulpbehoevende kip te redden) en dat zij heeft ingegrepen omdat zich de verboden situatie van artikel 2.13 van de Wet Dieren voordeed. Subsidiair is betoogd dat de verdachte handelde uit noodweer en meer subsidiair dat sprake was van overmacht in de zin van noodtoestand.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt.
Vast staat dat de verdachte op 25 januari 2016 in Amsterdam een kip heeft weggenomen die aan [benadeelde] toebehoorde. Zij had daarvoor geen toestemming. Daarmee is de wederrechtelijkheid van haar handelen in beginsel gegeven. De verdachte heeft betoogd dat het haar bedoeling was om de kip te redden. Naar het oordeel van het hof is echter geenszins aannemelijk geworden dat deze kip in een zodanige toestand verkeerde dat sprake was van hulpbehoevendheid in de zin van artikel 2.1, zesde lid, van de Wet Dieren. De omstandigheden waaronder de kip in het hok op de theaterschool in Amsterdam verbleef waren weliswaar wellicht niet optimaal te noemen (de kip verbleef zonder andere kippen in een hok in de hal van een druk bezochte theaterschool) en mogelijk kunnen ook ethische kanttekeningen worden geplaatst bij het studieproject in het kader waarvan kon worden gestemd over het al dan niet slachten van de kip, maar van een daadwerkelijk en dringend gevaar voor het leven of de gezondheid van de kip was op 25 januari 2016 geen sprake. De kip werd op die dag immers verzorgd en de uitslag van de stemming was nog ongewis. Daaruit volgt dat het handelen van de verdachte op dat moment niet kan worden aangemerkt als het (gerechtvaardigd) verlenen van zorg aan een hulpbehoevend dier als bedoeld in genoemd artikel.
Gelet op het voorgaande acht het hof evenmin aannemelijk geworden dat sprake was van een
ogenblikkelijkewederrechtelijke aanranding van de kip en dat de kip in een, voor een succesvol beroep op rechtvaardigende overmacht vereiste,
acutenoodsituatie verkeerde. Ook hierin kan derhalve geen rechtvaardiging voor het handelen van de verdachte worden gevonden.
Ten aanzien van het beroep op artikel 2.13 van de Wet Dieren overweegt het hof tot slot dat de daarin neergelegde situatie (het uitloven of uitreiken van een dier als prijs, beloning of gift) zich in onderhavig geval niet voordeed, zodat reeds daarom het verweer faalt.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte wederrechtelijk heeft gehandeld en dat zij zich derhalve heeft schuldig gemaakt aan diefstal.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 25 januari 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kip, toebehorende aan [benadeelde].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf of maatregel

De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. De raadsman heeft zich daarbij uiterst subsidiair aangesloten.
Het hof heeft in hoger beroep gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een kip. Diefstal is een ergerlijk feit dat voor de gedupeerde in het algemeen schade, overlast en hinder teweegbrengt. Dat de verdachte nobele motieven heeft gehad voor het in haar optiek bevrijden van een dier van een ander, maakt het feit niet minder ernstig, nu haar handelen de facto een vorm is van eigenrichting die niet getolereerd kan worden.
Het hof heeft geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in eerste aanleg is geschonden, nu tussen de datum van de eerste dagvaarding voor de terechtzitting van de politierechter op 30 mei 2016 en de datum waarop vonnis is gewezen, te weten 13 december 2018, meer dan twee jaren zijn verstreken, terwijl in deze periode geen onderzoek is verricht.
Voorts geldt dat de verdachte geen justitiële documentatie heeft, dat de kip kort na de diefstal is geretourneerd en dat het feit van bijna vier jaar geleden dateert. Alles afwegende acht het hof het dan ook raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 16 februari 2016 onder CJIB nummer [nummer].
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.J. Wolfs en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 november 2019.
mr. A.J. Wolfs is buiten staat dit arrest te ondertekenen.