ECLI:NL:GHAMS:2019:3920

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
1 november 2019
Zaaknummer
200.263.490/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken van Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A.

In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, uitgesproken op 31 oktober 2019, wordt een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van de Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A. De Ondernemingskamer heeft geconstateerd dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken binnen de Coöperatie. Dit is het gevolg van een diepgeworteld wantrouwen tussen de leden, met name tussen Mutsaers, De Wijnberg en Aloysius, wat heeft geleid tot een patstelling in de besluitvorming. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er geen goedgekeurde begrotingen zijn voor de jaren 2017, 2018 en 2019, en dat de Coöperatie afhankelijk is van voorschotbetalingen van de leden. De benoeming van [A] als tijdelijk bestuurder is gehandhaafd, maar zij heeft geen stemrecht in de algemene vergadering. Tevens is er een tijdelijk commissaris benoemd die een doorslaggevende stem heeft in de algemene vergadering. De kosten van het onderzoek en de benoemde functionarissen komen ten laste van de Coöperatie.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.263.490/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 31 oktober 2019
inzake
1. de stichting
MUTSAERSSTICHTING,
gevestigd te Venlo,
2. de stichting
ONDERWIJSSTICHTING DE WIJNBERG,
gevestigd te Venlo,
VERZOEKSTERS,
advocaten:
mr. D.C.M.H. Vielvoyeen
mr. M. van der Schoor, beiden kantoorhoudende te Tilburg,
t e g e n
de coöperatie
COÖPERATIE REGIONAAL KENNIS- EN EXPERTISECENTRUM ROERMOND U.A.
gevestigd te Roermond,
VERWEERSTER,
advocaten:
mr. M. Musscheen
mr. W.B. Fonville, beiden kantoorhoudende te Utrecht,
e n t e g e n
1. de stichting
ALOYSIUS STICHTING ONDERWIJS JEUGDZORG,
gevestigd te Voorhout,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. F. Eikelboom, kantoorhoudende te Amsterdam,

2 [A] ,

wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
verschenen in persoon.

1.Het verloop van het geding

1.1
In het vervolg zullen verzoeksters, verweerster en belanghebbenden (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoeksters ieder afzonderlijk met Mutsaers en De Wijnberg;
  • verweerster met de Coöperatie;
  • belanghebbenden ieder afzonderlijk met Aloysius en [A] .
1.2
Mutsaers en De Wijnberg hebben bij op 30 juli 2019 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van de Coöperatie over de periode vanaf december 2015. Daarbij hebben zij tevens verzocht bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding (a) [A] , althans een derde persoon te benoemen als bestuurder van de Coöperatie, (b) te bepalen dat, in afwijking van de statuten, alle besluiten door de algemene ledenvergadering worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen, althans te bepalen dat, in afwijking van de statuten, de tijdelijk bestuurder in de algemene ledenvergadering stemrecht heeft, waarbij bij het staken van stemmen, de stem van de tijdelijk bestuurder doorslaggevend is en bij besluiten die conform de statuten unanimiteit vereisen, de stem van de tijdelijk bestuurder beslissend is en te bepalen dat, in afwijking van de statuten, in de algemene ledenvergadering ook besluiten kunnen worden genomen indien niet alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, (c) dan wel een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht alsmede om Aloysius te veroordelen in de kosten van het geding.
1.3
De Coöperatie heeft bij op 15 augustus 2019 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht om een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van de Coöperatie en bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding (a) [A] of een andere bestuurder te benoemen als bestuurder van de Coöperatie, (b) de statutair vereiste unanimiteit of drie vierde meerderheid voor besluitvorming in de ledenvergadering voor de duur van het geding te vervangen door een gewone meerderheid van stemmen met benoeming van een onafhankelijke functionaris die in de ledenvergadering fungeert als vierde lid van de Coöperatie en een doorslaggevende stem heeft indien de stemmen staken.
1.4
Aloysius heeft bij op 15 augustus 2019 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van Mutsaers en De Wijnberg af te wijzen en Mutsaers en De Wijnberg te veroordelen in de kosten van het geding. Tevens heeft Aloysius verzocht een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de Coöperatie te bevelen, in het bijzonder naar de doorbelasting door Mutsaers van kosten aan de Coöperatie en de verdeelsleutel met betrekking tot de contributie en heeft zij verzocht om bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding een tijdelijk bestuurder van de Coöperatie te benoemen, niet zijnde [A] .
1.5
De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 29 augustus 2019. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen en wat mr. Vielvoye en mr. Eikelboom betreft onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties. In aanvulling op haar verweerschrift heeft de Coöperatie de Ondernemingskamer verzocht om [A] tot de datum van de beschikking, voor zover nodig, te benoemen als bestuurder van de Coöperatie opdat de Coöperatie dan vertegenwoordigd kan worden zonder dat er discussie bestaat over de positie van haar bestuurder. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt. Na schorsing van de behandeling heeft de Ondernemingskamer mondeling uitspraak gedaan en [A] tot bestuurder van de Coöperatie benoemd voor in ieder geval de periode totdat de Ondernemingskamer een beslissing op de overige verzoeken heeft genomen. Partijen en de Ondernemingskamer hebben voor het overige ter zitting de volgende afspraken gemaakt:
Partijen zullen binnen één week na 29 augustus 2019 de Ondernemingskamer berichten of zij zullen trachten om hun geschillen door middel van mediation op te lossen, in welk geval zij zullen verzoeken om aanhouding van iedere nadere beslissing in afwachting van de uitkomst van de mediation;
Indien partijen geen overeenstemming bereiken over het beproeven van mediation, kan elk van partijen uitspraak vragen, in welk geval de Ondernemingskamer ernaar streeft om binnen vier weken na dit verzoek uitspraak te doen;
Indien partijen besluiten tot mediation en de mediation niet uitmondt in een oplossing van de geschillen, zal de Ondernemingskamer, indien partijen alsnog uitspraak vragen, partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan na de datum van de mondelinge behandeling op 29 augustus 2019 (zie 3.6 van de beschikking van 29 augustus 2019).
1.6
Op 5 september 2019 heeft mr. Mussche namens de Coöperatie aan de Ondernemingskamer verzocht uitstel te verlenen om alsnog tot afspraken te komen over de financiële bevoorschotting van de Coöperatie gedurende de mediation. De Ondernemingskamer heeft vervolgens uitstel verleend en partijen verzocht binnen één week na 5 september 2019 de Ondernemingskamer te berichten of zij zullen trachten om hun geschillen door middel van mediation op te lossen, in welk geval zij zullen verzoeken om aanhouding van iedere nadere beslissing in afwachting van de uitkomst van de mediation dan wel uitspraak zullen vragen.
1.7
Op 12 september 2019 heeft mr. Eikelboom bericht dat Aloysius de voorkeur geeft aan mediation boven een beschikking, maar dat nog geen overeenstemming bestaat over een gezamenlijk verzoek tot de benoeming van een mediator. Diezelfde dag heeft mr. Mussche namens de Coöperatie de Ondernemingskamer verzocht uitspraak te doen, omdat partijen niet zijn gekomen tot afspraken over de bevoorschotting van de Coöperatie gedurende de mediation en dat daarnaast niet alle leden bereid zijn tot mediation.

2.De feiten

2.1
De Ondernemingskamer blijft bij hetgeen zij in haar beschikking van 29 augustus 2019 onder 2.1 tot en met 2.19 ten aanzien van de feiten heeft overwogen. Deze feiten worden in het navolgende opnieuw vermeld en voorts aangevuld.
2.2
Mutsaers is een jeugdzorg- en GGZ instelling met een maatschappelijke, mensgerichte oriëntatie. Zij biedt diensten aan op het gebied van zorg en in samenwerking met haar partners onderwijs. [B] (verder: [B] ) is bestuurder van Mutsaers.
2.3
De Wijnberg vormt samen met Mutsaers een full service centrum voor (sociale) kindergeneeskunde, steun bij complexe opvoedingsvraagstukken, psychiatrische zorg voor kinderen, jongeren en volwassenen, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, aanpak huiselijk geweld, vrouwenopvang, opleidingen en onderzoek. [B] , [C] , [D] en [E] zijn bestuurders van De Wijnberg.
2.4
Aloysius biedt kinderen en jongeren van 4 tot 27 jaar expertise in onderwijs, begeleiding en ondersteuning. Aloysius houdt een aantal speciaal onderwijsscholen in Nederland in stand. In Roermond houdt Aloysius SO Spoorzoeker en VSO Ortolaan in stand. In nabijgelegen gemeenten houdt Aloysius ook andere scholen in stand, waaronder SO Latasteschool in Horn, SO Widdonckschool in Heibloem en VSO De Ortolaan in Heibloem. Bestuurder van Aloysius is [F] (verder: [F] ).
2.5
Op 22 november 2013 hebben het samenwerkingsverband 52.01 Midden Limburg Oost (verder: SWV), De Wijnberg, Aloysius en Mutsaers een overeenkomst gesloten. De overeenkomst vermeldt onder meer dat:
“Partijen een Regionaal Kennis en ExpertiseCentrum (“RKEC”) wensen op te richten (…)
- Partijen het RKEC wensen vorm te geven door gezamenlijk te werken vanuit één nieuw gebouw (“Nieuwbouw”) (…)
- Partijen gezamenlijk (…) een zelfstandige rechtspersoon zullen oprichten die eigenaar zal worden van de Nieuwbouw. In de nog op te richten zelfstandige rechtspersoon zal de samenwerking en exploitatie van het RKEC worden vorm gegeven.
- In afwachting van de oprichting van deze rechtspersoon hebben partijen een stuurgroep gevormd waarin elk van partijen zitting heeft (“Stuurgroep”) (…)
- Aloysius momenteel optreedt als bouwheer ten aanzien van de Nieuwbouw en als voorzitter van de Stuurgroep en als zodanig verplichtingen aangaat in het kader van de totstandkoming van het RKEC (…)
- Partijen thans in aanvulling op hetgeen reeds in de notulen van de Stuurgroep is vastgelegd hun onderlinge draagplicht wensen vast te leggen ten aanzien van de verplichtingen die Aloysius is aangegaan en nog zal aangaan in haar functie van bouwheer en tevens die van voorzitter van de Stuurgroep (“Verplichtingen”) (…)
4. Partijen spreken af dat zij in hun onderlinge draagplicht, overeenkomstig de volgende verhouding zullen bijdragen:
a. SWV 18,2%
b. De Wijnberg 4,7%
c. Aloysius 50,7 %
d. Mutsaersstichting 26,4%
5. De verhouding van de onderlinge draagplicht, vermeld onder 4, geldt tevens voor alle andere financiële verplichtingen uit welke hoofde dan ook die verband houden met de Nieuwbouw dan wel de sloop van het huidige gebouw.
6. Na oprichting van de rechtspersoon als hiervoor bedoeld zal Aloysius de door haar in het kader van de Nieuwbouw aangegane Verplichtingen en overige rechtshandelingen overdragen aan deze rechtspersoon. (….)”
2.6
Mutsaers, De Wijnberg, Aloysius en SWV hebben BMC Advies Management opdracht gegeven een masterplan (verder: Masterplan) op te stellen waarin voor wat betreft de beoogde samenwerking tussen de betrokken partijen een aantal zaken nader wordt uitgewerkt. Het Masterplan dateert van 14 februari 2014 en vermeldt in paragraaf 6.7 onder meer:
“De (gedetailleerde) verdeling naar de verschillende participanten is gemaakt, maar moet nog onderwerp van verder gesprek en opzet van en besluit over het KEC zijn.
2.7
De Coöperatie is opgericht op 2 april 2014. De statuten van de Coöperatie zijn op 9 juli 2015 voor het laatst gewijzigd. Mutsaers, De Wijnberg en Aloysius zijn de oprichters en leden van de Coöperatie. Anders dan aanvankelijk beoogd is SWV geen lid van de Coöperatie geworden. Sinds de oprichting zijn geen nieuwe leden toegetreden. Bij de oprichting van de Coöperatie zijn [F] en [B] tot bestuurders van de Coöperatie benoemd. De doelstelling van de Coöperatie is het beheer en de exploitatie van het gebouw waarin de Roermondse vestigingen van de leden zijn gevestigd, het bieden van ondersteuningsdiensten aan onderwijs- en zorginstellingen, meer in het bijzonder ten aanzien van integrale onderwijs- en (jeugd)zorgarrangementen (“één kind, één plan”) en het behartigen van de maatschappelijke belangen van de leden. De Coöperatie heeft geen (wezenlijke) eigen inkomsten. Zij is voor de financiering van haar uitgaven afhankelijk van de contributie die de leden willen betalen.
De Coöperatie heeft geen personeel in dienst. Alle werkzaamheden van de Coöperatie worden uitgevoerd door personeel van de leden.
2.8
Besluiten in de algemene ledenvergadering van de Coöperatie worden – voor zover in de statuten niet anders is bepaald – genomen met drie vierde meerderheid in een vergadering waarin alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn (artikel 17 van de statuten). In artikel 7 lid 4 sub a van de statuten staat dat bestuurders worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. Een bestuurslidmaatschap eindigt onder andere door verloop van de termijn waarvoor het bestuurslid is benoemd ex artikel 8 lid 1 van de statuten.
2.9
Artikel 6 van de statuten vermeldt dat de leden jaarlijks contributie ten behoeve van de exploitatie van de Coöperatie betalen en dat de hoogte van de contributie jaarlijks met algemene stemmen (unaniem) wordt vastgesteld door de algemene vergadering in een vergadering waarin alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn. De leden kunnen daarbij in categorieën worden ingedeeld, die een verschillende contributie betalen. Een vergelijkbare regeling geldt ten aanzien van het vaststellen van andere financiële bijdragen door de leden, zoals entreegeld (lid 4) of een heffing in verband met een exploitatietekort (lid 8). Artikel 9 van de statuten bepaalt dat het bestuur besluit met algemene stemmen en dat bij gebreke van unanimiteit het besluit wordt genomen door de algemene vergadering met een meerderheid van ten minste drie/vierde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin alle leden aanwezig of vertegenwoordigd worden. Artikel 11 vermeldt dat het bestuur de goedkeuring van de algemene vergadering nodig heeft voor onder meer besluiten tot vaststelling en wijziging van de jaarlijkse en meerjarenbegroting en het jaarlijkse beleidsplan.
2.1
Artikel 12a van de statuten voorziet in de benoeming van een directeur, die is belast met de dagelijkse leiding van de activiteiten van de Coöperatie en de uitvoering van de besluiten waarvan de uitvoering door het bestuur aan de directeur is opgedragen. [G] (verder: [G] ) is in 2016 benoemd als directeur. [G] is in dienst van Mutsaers.
2.11
De Coöperatie is eigenaar van een gebouw waarin SO Spoorzoeker en VSO Ortolaan (van Aloysius) alsmede de SO en VSO De Wijnberg zijn gehuisvest en waarvan tevens een gedeelte in gebruik is bij Mutsaers.
2.12
Op 16 november 2015 hebben Mutsaers en de Coöperatie een overeenkomst tot verrekening van voor gemene rekening gemaakte kosten (verder: Overeenkomst gemene rekening) gesloten. In artikel 5 van de Overeenkomst gemene rekening staat:
“Alle kosten welke overeenkomstig het vorige artikel voor gemene rekening worden gemaakt en welke in eerste instantie door A[Mutsaers, toevoeging Ondernemingskamer]
worden betaald, worden voor het werkelijke bedrag (dus zonder winstopslag) verdeeld volgens een vaste verdeelsleutel.
Artikel 9 bepaalt:
“Deze overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van een jaar en treedt in werking op 1-1-2016.
2.13
Op 14 december 2015 hebben Aloysius, Wijnberg, Mutsaers en de Coöperatie een mantelovereenkomst (verder: Mantelovereenkomst) gesloten.
In artikel 2.1 van de Mantelovereenkomst staat:
“De Coöperatie heeft twee organen: de ALV en het bestuur. Als uitgangspunt voor de besluitvorming in het bestuur en de ALV geldt dat Partijen met elkaar willen samenwerken op basis van consent van elke Partij ten aanzien van de beleidsplanning en de besluitvorming binnen de Coöperatie als ook opgenomen in de considerans van de statuten.”
Artikel 2.2 van de Mantelovereenkomst vermeldt onder andere:
“De Partijen zijn allen lid van de coöperatie. Elk lid heeft één stem in de ALV. Besluiten in de ALV worden in beginsel genomen met drie vierde meerderheid in een vergadering waarin alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn (artikel 17 lid 1 statuten). De volgende besluiten kunnen enkel met algemene stemmen (unaniem) genomen worden.
- aanvraag lidmaatschap (artikel 4 lid 1 statuten);
- jaarlijkse contributie (artikel 6 lid 2 statuten);
- opleggen van entreegelden en uittreedgelden (artikel 6 lid 3 en lid 6 statuten);
- opleggen van een extra heffing bij een dreigend exploitatietekort (artikel 6 lid 7 statuten);
- besluiten tot winstuitkering (artikel 19 lid 2 statuten);
- statutenwijziging (artikel 20 lid 3 statuten)
- ontbinding (artikel 22 lid 1 statuten).”
Artikel 2.4 van de Mantelovereenkomst vermeldt onder andere:
“2.4 De volgende bestuursbesluiten behoeven de goedkeuring van de ALV (artikel 11 lid 2 van de statuten)
- vaststelling en wijziging van de strategische doelstellingen (missie en visie);
- vaststelling en wijziging van de jaarlijkse en meerjarenbegroting;”
Eveneens op 14 december 2015 heeft de Coöperatie met Mutsaers, Aloysius en De Wijnberg lidmaatschapsovereenkomsten gesloten. In artikel 5 van de lidmaatschapsovereenkomst met Aloysius is vastgelegd dat zij geen (andere) vergoeding voor het gebruik van de ruimte verschuldigd is aan de Coöperatie dan de contributie. In artikel 5.3 van de lidmaatschapsovereenkomst met Mutsaers staat dat Mutsaers voor het gebruik van de ruimte huur verschuldigd is aan de Coöperatie.
2.14
In het najaar 2016 hebben de opvolger van SWV, Samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO/VSO 31.02 (SWV 31), Aloysius en Stichting Onderwijs Midden-Limburg een uitvoeringsovereenkomst (verder: Uitvoeringsovereenkomst) gesloten met betrekking tot een orthopedagogisch didactisch arrangement.
2.15
Vanaf eind 2016 bestaat tussen Mutsaers, De Wijnberg en Aloysius geen overeenstemming over de begroting van de Coöperatie, in het bijzonder met betrekking tot de omvang van de kosten en de onderlinge draagplicht van de kosten.
2.16
Bij brief van 13 februari 2018 heeft [F] namens Aloysius aan het bestuur van de Coöperatie bericht dat de tekorten bij de scholen voor Aloysius niet langer acceptabel zijn en dat daarom het college van het bestuur heeft besloten om bezuinigingen op de bekostiging van de Coöperatie door te voeren en dat Aloysius tal van vragen heeft over de aard en de hoogte van de hoge kosten door externe inhuur van personeel door de Coöperatie. De brief vermeldt verder dat Aloysius heeft besloten per 1 juli 2018 niet langer financieel bij te dragen aan de kosten van externe inhuur. Zij dringt verder aan om snel de meerjarenbegroting 2018-2020 vast te stellen.
2.17
Bij brief van 14 februari 2018 heeft Vogel gereageerd op de verwijten van Aloysius.
2.18
[F] en [B] zijn niet herbenoemd met als gevolg dat de Coöperatie per 2 april 2018, als gevolg van het verstrijken van hun benoemingstermijn, niet langer over een bestuur beschikte.
2.19
In een brief van 11 april 2018 aan het bestuur en de leden van de Coöperatie heeft [F] onder andere geconstateerd dat de benoemingstermijn van beide bestuurders is verstreken, dat onduidelijkheid bestaat over de basis waarop [G] als directeur is aangesteld en dat [G] blijk geeft van vooringenomenheid jegens Aloysius en dat over de begroting al lange tijd geen overeenstemming bestaat, omdat er discussie is over (i) de grondslag voor de berekening voor de draagplicht van de individuele leden, (ii) de inhuur van personeel van Mutsaers door de Coöperatie, (iii) het feit dat Aloysius minder leerlingen op het Kennis- en Expertisecentrum (hierna: KEC) heeft zitten dan begroot en (iv) de oorzaak van en verantwoordelijkheid voor de extra kosten van de bouw en de kosten die nodig zijn voor het herstel.
2.2
Bij brief van 19 april 2018 heeft [B] namens Mutsaers de andere leden van de Coöperatie uitgenodigd voor een mediation bijeenkomst. Zijn brief vermeldt onder meer dat de Coöperatie geen bestuur meer heeft, dat de Coöperatie als gevolg van een impasse in de ledenvergadering geen besluiten kan nemen en dat een meerderheid van de leden [G] wil benoemen tot bestuurder van de Coöperatie maar dat Aloysius dat besluit blokkeert.
2.21
Bij brief van 30 mei 2018 heeft Aloysius aan [G] bericht welke voorschotten zij op maandelijkse basis zal betalen, te weten 50,7% van de door [G] opgestelde begroting over 2017.
2.22
Op 7 september 2018 hebben Mutsaers, De Wijnberg en Aloysius [A] benaderd met de vraag of zij als interim bestuurder van de Coöperatie aan de slag wil gaan.
2.23
Op 28 september 2018 hebben Mutsaers, De Wijnberg en Aloysius een offerte van [A] ondertekend. In de offerte staat onder meer:
“De noodzakelijke besluitvorming stagneert binnen de coöperatie RKEC Roermond (…) De leden kunnen niet komen tot het vormen van een bestuur noch kunnen zij komen tot het aanwijzen van een voorzitter uit hun midden. Een begroting ontbreekt, de jaarrekening van het afgelopen jaar is niet gedeponeerd en ook zijn er nog meerdere onopgeloste vragen rondom financiën, bouw etc. (…) Gezamenlijk is de wens nu uitgesproken een interim bestuurder te benoemen, die zich vooral gaat bezighouden met het bestuurlijk vlot trekken van RKEC Roermond (…). De interim bestuurder zal hiertoe vooralsnog voor een periode van 3 maanden aangesteld worden ingaande 1-10-2018. (…)
Randvoorwaarden voor uitvoering
(…)
Ook zal binnen de Coöperatie tijdens de algemene ledenvergadering de interim bestuurder als voorzitter fungeren en ook als – tijdelijk – lid stemrecht hebben teneinde impasse te kunnen onderbreken.”
2.24
Het besluit tot benoeming van [A] als bestuurder van de Coöperatie per 1 oktober 2018 is door de leden genomen buiten vergadering op 5 oktober 2018.
2.25
Bij brief van 4 oktober 2018 heeft de controller van Aloysius aan [A] bericht dat bij het opstellen en het controleren van de jaarrekening over 2017 de grootste uitdaging lijkt te zijn dat de leden nog geen overeenstemming hebben bereikt over de vraag welke kosten thuishoren in de Coöperatie en wie dat gaat betalen. Er wordt, aldus de controller, al jaren eenzijdig een concept begroting opgesteld door de directeur en deze wordt niet vastgesteld omdat de leden het niet eens zijn met deze concept begroting. Contributiebesluiten worden niet genomen. Bovendien bestaat er geen overeenstemming tussen de leden over de verdeelsleutel met betrekking tot genoemde kosten.
2.26
Bij brief van 14 november 2018 heeft Aloysius aan [A] onder andere geschreven dat de eerdere verdeelsleutel die in het kader van de bouwkosten was afgesproken achterhaald is en niet geldt voor de exploitatiekosten. Ook ontbreekt volgens Aloysius het besluit om de draagplicht van 18,2 % voor de bouwkosten voor het nimmer tot de Coöperatie toegetreden aspirant lid SWV aan Aloysius over te dragen. Deze doorbelasting is bovendien niet redelijk, omdat Aloysius daarmee 68,9% van alle exploitatiekosten voor haar rekening zou moeten nemen terwijl door de directeur van de Coöperatie en de overige leden geen gehoor wordt gegeven aan de door Aloysius voorgestelde kostenbesparingen en het feit dat de begroting voor 2017 niet is goedgekeurd geen reden is geweest om het financiële beleid te wijzigen. Verder was de eerdere verdeelsleutel voor de bouw in belangrijke mate gebaseerd op onder meer de verwachtingen omtrent leerlingen die thans niet blijken te zijn uitgekomen.
Ten aanzien van de materiële post personeelskosten in de concept jaarrekening over 2017 vermeldt de brief dat de vraag is of hiervoor een grondslag aanwezig is en of Mutsaers deze kosten kan doorbelasten aan de Coöperatie en hoe deze kosten worden verdeeld over (de contributie van) de leden.
2.27
Op 12 december 2018 hebben de leden buiten vergadering besloten om de benoeming van [A] als tijdelijk bestuurder van de Coöperatie te verlengen voor de duur van zes maanden en wel tot 1 juli 2019.
2.28
Bij brief van 26 februari 2019 heeft de registeraccountant [H] , het contract met de Coöperatie opgezegd, mede omdat de samenwerkende partijen binnen de Coöperatie niet op dezelfde lijn zitten, er op enig moment geen bestuur meer aangesteld was en de communicatie moeizaam verliep. Sindsdien beschikt de Coöperatie niet over een accountant.
2.29
Op 3 april 2019 heeft een algemene vergadering van de Coöperatie plaatsgevonden. De notulen vermelden onder meer dat er geen overeenstemming is over de door [A] opgestelde begroting.
2.3
Op 7 juni 2019 heeft [A] aan de leden van de Coöperatie verslag gedaan van haar bevindingen, analyses en conclusies. In het verslag constateert [A] onder meer dat er binnen de ledenvergadering van de Coöperatie sprake is van een impasse op het gebied van stemverhoudingen, dat de jaarrekening over 2017 niet kan worden vastgesteld, dat de jaarplannen en begrotingen van 2018 en 2019 niet kunnen worden vastgesteld, dat het door de Coöperatie geëxploiteerde gebouw niet voldoet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld, dat de directeur van de Coöperatie niet functioneert als gevolg van een geschil tussen de leden, dat er geen mogelijkheden zijn om overeenstemming te bereiken over de verdeelsleutel met betrekking tot de kosten gemene rekening en dat Aloysius zich niet aan de afspraken houdt en de continuïteit van de Coöperatie in gevaar brengt.
2.31
Bij brief aan de Coöperatie van 13 juni 2019 heeft Aloysius gereageerd op het verslag van [A] . De brief vermeldt onder andere dat [A] onvoldoende feitenkennis heeft, dat het verslag van [A] vol staat van verzwegen assumpties, dat er geen consensus bestaat tussen de leden over wat een Regionaal Kennis en Expertisecentrum inhoudt en dat de leden alleen overeenstemming hebben over het nut van een geïntegreerde aanpak van jeugdzorg en speciaal onderwijs. In de brief staat verder dat Aloysius een conceptbegroting 2019 zal indienen voor de komende algemene vergadering van 17 juni 2019.
2.32
Op 17 juni 2019 heeft een algemene vergadering van de Coöperatie plaatsgevonden. De notulen van de vergadering vermelden dat Mutsaers en De Wijnberg hebben voorgesteld om [A] opnieuw te benoemen; Aloysius is tegen verlenging van de aanstelling van [A] . Aloysius heeft tegen het voorstel tot wijziging van artikel 17 lid 1 van de statuten (zie 2.8) gestemd. Mutsaers, de Wijnberg en [A] hebben voor gestemd.
2.33
Bij e-mail van 21 juni 2019 heeft mr. Eikelboom namens Aloysius aan [A] onder meer geschreven dat [A] zich jegens Aloysius niet kan beroepen op het aanvaarden van de offerte van [A] , dat opzegging van de offerte niet nodig is en dat voor zover de in de offerte vastgelegde voorwaarden nog van toepassing zijn dat deze zijn opgezegd per direct althans per 30 juni 2019.
2.34
Op 28 juni 2019 heeft een algemene vergadering van de Coöperatie plaatsgevonden. Op de agenda stond onder meer de herbenoeming van [A] als bestuurder voor een periode van drie maanden, ingaande op 1 juli 2019. Mutsaers, De Wijnberg en [A] hebben voor de herbenoeming van [A] gestemd en Aloysius heeft tegengestemd. De voorzitter van de vergadering heeft daarop geconcludeerd dat het voorstel met een meerderheid van drie vierde is aangenomen.
2.35
Mr. Eikelboom heeft namens Aloysius op 3 juli 2019 een brief gestuurd aan de Kamer van Koophandel met het verzoek een onderzoek in te stellen naar de inschrijving van [A] als bestuurder van de Coöperatie per 30 juni 2019.
2.36
Aloysius heeft op 5 juli 2019 brieven gestuurd aan de Inspectie van het Onderwijs en de Burgemeester en Wethouders van Roermond waarin staat dat [A] vanaf 1 juli 2019 geen bestuurder van de Coöperatie meer is. Diezelfde dag heeft Aloysius aan de Coöperatie onder andere bericht dat indien voor het einde van de maand (juli 2019) geen compromis is bereikt over de begroting voor 2019 tussen de leden, Aloysius zich genoodzaakt ziet haar bevoorschotting aan te passen.
2.37
Bij brief van 5 augustus 2019 heeft de Kamer van Koophandel aan mr. Eikelboom laten weten dat zij haar onderzoek zal aanhouden in afwachting van de uitspraak van de Ondernemingskamer.
2.38
Mutsaers en De Wijnberg hebben op 11 juli 2019 een bezwarenbrief ex artikel 2:349 lid 1 BW gezonden aan de Coöperatie.
2.39
Bij brief aan mr. Vielvoye van 14 juli 2019 heeft mr. Mussche namens de Coöperatie gereageerd op de brief van 11 juli 2019 bedoeld in 2.17. In de brief staat dat de Coöperatie en [A] de door Mutsaers en De Wijnberg geuite zorgen en bezwaren onderschrijven, dat Aloysius enerzijds de besluitvorming binnen de Coöperatie frustreert en nalaat haar (contractuele) verplichtingen als lid van de Coöperatie na te komen, terwijl zij anderzijds weigert de Coöperatie te verlaten. De opstelling van Aloysius is naar het oordeel van de Coöperatie en [A] de voornaamste oorzaak van de huidige impasse binnen de Coöperatie. Verder staat in de brief dat noodzakelijke maatregelen ter verbetering van de veiligheidssituatie vanwege de impasse in de besluitvorming niet kunnen worden genomen en dat een afschrift van de bezwarenbrief en de reactie aan mr. Eikelboom is gezonden.
2.4
Bij brief van 17 juli 2019 heeft de Inspectie van het Onderwijs aan Aloysius bericht dat zij in september 2019 een onderzoek zal doen bij het KEC Roermond en dat een van de onderzoeksvragen zal zijn of de context van het KEC er in voldoende mate aan bijdraagt dat de onderwijskwaliteit en de veiligheid van de leerlingen in alle omstandigheden is gewaarborgd en of de partners in het KEC aan gezamenlijke doelstellingen werken om dit te realiseren.

3.De gronden van de beslissing

3.1
In de beschikking van 29 augustus 2019 heeft de Ondernemingskamer overwogen dat partijen van mening verschillen of de (her)benoeming van [A] als bestuurder van de Coöperatie per 1 juli 2019 rechtsgeldig heeft plaatsgevonden, dat de leden van de Coöperatie (ook) niet in staat zijn gebleken te voorzien in een andere bestuurder voor de Coöperatie, dat gelet op de moeizame verstandhouding tussen partijen er geen concreet uitzicht bestaat op doorbreking van deze situatie op korte termijn en dat deze gang van zaken voorshands moet worden aangemerkt als een gegronde reden om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de Coöperatie te twijfelen. De Ondernemingskamer heeft bij wijze van onmiddellijke voorziening [A] – voor zover zij vanaf 1 juli 2019 niet langer bestuurder is – benoemd tot bestuurder van de Coöperatie en bepaald dat zij zelfstandig bevoegd is de Coöperatie te vertegenwoordigen en dat de benoeming in ieder geval zal duren totdat de Ondernemingskamer een beslissing op de overige verzoeken (zie hierna) heeft genomen en heeft besloten of en op welke wijze alsdan in het bestuur van de Coöperatie zal moeten worden voorzien.
3.2
Thans zijn aan de orde de verzoeken van partijen tot het gelasten van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de Coöperatie, de mogelijke reikwijdte van dat onderzoek, de overige verzoeken tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen en de proceskosten.
3.3
Mutsaers, De Wijnberg en de Coöperatie hebben aan hun verzoeken ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de Coöperatie en dat gelet op de toestand van de Coöperatie onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen. Ter toelichting hebben zij onder meer naar voren gebracht dat tussen Mutsaers en De Wijnberg enerzijds en Aloysius anderzijds een geschil is ontstaan over (i) de hoogte en de te hanteren verdeelsleutel bij de vaststelling van de contributie, (ii) een volgens Mutsaers en De Wijnberg noodzakelijke statutenwijziging, omdat de statuten voor wat betreft de besluitvorming in de algemene vergadering ten onrechte nog uitgaan van een drie/vierde meerderheid, (iii) de positie en werkzaamheden van directeur [G] , (iv) de uitvoering en bekostiging van veiligheidsmaatregelen door de Coöperatie, waaronder kosten voor herstelwerkzaamheden voor het gebouw waarin het KEC is gevestigd, (v) het achterblijvende leerlingaantal omdat Aloysius onvoldoende leerlingen naar de Coöperatie doorverwijst, en (vi) de (her)benoeming van [A] als tijdelijk bestuurder van de Coöperatie op 28 juni 2019 (de (her)benoeming van [A] wordt niet door Aloysius erkend, met als gevolg dat de Coöperatie op dit moment feitelijk (be)stuurloos is). Deze onenigheid van partijen heeft er onder meer toe geleid dat conceptbegrotingen in 2017, 2018 en 2019 niet zijn goedgekeurd en dat geen jaarrekeningen kunnen worden vastgesteld. Zonder goedgekeurde begroting kan bij de leden geen contributie worden geheven ten behoeve van de exploitatie van de Coöperatie. Sinds februari 2019 beschikt de Coöperatie niet meer over een accountant. De veiligheid van medewerkers en leerlingen binnen het KEC kan niet voldoende worden gewaarborgd. Aloysius gedraagt zich solistisch en niet transparant zowel binnen de Coöperatie als daarbuiten en handelt in strijd met artikel 2:8 lid 1 BW, het Masterplan, de Mantelovereenkomst en met de Ledenovereenkomst.
3.4
Aloysius heeft gemotiveerd verweer gevoerd en aangevoerd dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de Coöperatie te twijfelen en dat gelet op de toestand van de Coöperatie onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen. Aloysius heeft onder meer het volgende naar voren gebracht:
- Mutsaers en De Wijnberg zijn nauw aan elkaar verbonden en opereren feitelijk als één partij.
- Het totaal aantal leerlingen is hoger dan de gezamenlijke ambitie en het aandeel van Aloysius stijgt en dat van De Wijnberg daalt.
- Partijen zijn verdeeld over de vergoeding die de Coöperatie betaalt voor medewerkers van Mutsaers, waaronder directeur [G] , die bij haar gedetacheerd zijn. Volgens Aloysius is sprake van een gebrek aan transparantie . De Overeenkomst gemene rekening is geëindigd en nadien is geen nieuwe overeenkomst gesloten. Aloysius weet niet hoeveel tijd [G] aan de Coöperatie besteedt en waar haar werkzaamheden uit bestaan. Binnen de Coöperatie is niet besloten hoeveel uur [G] werkzaam zal zijn voor de Coöperatie. Aloysius weet niet welke werkzaamheden van medewerkers van Mutsaers ten grondslag liggen aan de door Mutsaers ingediende facturen en welke vergoeding daartegenover staat. Mutsaers en De Wijnberg gaan het gesprek over de personeelskosten die Mutsaers doorbelast steeds uit de weg. Aloysius wil daarom een onderzoek naar de facturen van Mutsaers. Aloysius wil wel betalen maar alleen voor werkzaamheden die daadwerkelijk zijn verricht, waartoe in coöperatieverband is en wordt besloten en tegen een redelijke vergoeding.
- Partijen zijn verdeeld over de te hanteren verdeelsleutel bij de vaststelling van de contributie van de leden. In het kader van de bouw is een verdeelsleutel afgesproken, die niet geldt met betrekking tot de exploitatie. Aloysius was wel bouwheer, maar niet verantwoordelijk voor de totstandkoming van het gebouw. De verdeelsleutel is volgens Aloysius bovendien achterhaald, omdat deze uitgaat van een financiële bijdrage van SWV 31 – via Aloysius – aan de kosten van de Coöperatie en SWV 31 sinds augustus 2017 geen activiteiten meer ontplooit in het gebouw. De Uitvoeringsovereenkomst is per 31 juli 2017 beëindigd. Volgens Aloysius moeten de leden het opdrogen van de geldstroom vanuit SWV 31 gezamenlijk opvangen. Verder komt Aloysius tot andere bevindingen over de vereiste herstelwerkzaamheden met betrekking tot het gebouw waarin het KEC is gevestigd.
- De Coöperatie heeft geen bestuurder.
De meningsverschillen tussen partijen staan volgens Aloysius eraan in de weg dat er een jaarbegroting wordt vastgesteld en goedgekeurd, verhinderen dat contributiebesluiten worden genomen en hebben hun weerslag op de jaarrekening, waardoor het vaststellen daarvan moeizaam verloopt.
Aloysius heeft onder andere als verweer aangevoerd dat er geen plicht voor Aloysius was om in te stemmen met de (her)benoeming van [A] en dat zij heeft gedaan wat in redelijkheid van haar verwacht kan worden om te komen tot een andere invulling van het bestuur van de Coöperatie. Volgens Aloysius diende [A] zich te onthouden van het uitbrengen van haar beweerdelijke “contractuele stem”, omdat die niet rechtsgeldig is en omdat die verbonden was aan haar bestuurderschap en niet diende om haar invloed te geven op haar eigen herbenoeming. Aloysius heeft geen vertrouwen meer in [A] als bestuurder van de Coöperatie. Anders dan Mutsaers, De Wijnberg en de Coöperatie betogen is het volgens Aloysius een welbewuste keuze geweest dat de statuten voor wat betreft de besluitvorming van de algemene vergadering uitgaan van een meerderheid van drie/vierde, omdat het uitgangspunt was dat de leden wilden samenwerken op basis van consensus.
3.5
De Ondernemingskamer overweegt als volgt.
3.6
Gelet op hetgeen partijen in hun processtukken en ter zitting naar voren hebben gebracht, constateert de Ondernemingskamer dat tussen Mutsaers en De Wijnberg enerzijds en Aloysius anderzijds een diepgeworteld wantrouwen is ontstaan en dat de onderlinge verstandhouding ernstig is verstoord. Mede als gevolg daarvan bestaat een vrijwel totale patstelling in de algemene vergadering, nu de statuten voor de meeste besluitvorming in de algemene vergadering een drie/vierde meerderheid vereisen en het contractuele stemrecht dat de leden aan [A] hebben toegekend door Aloysius niet (meer) erkend wordt. De onenigheid van partijen heeft er onder meer toe geleid dat conceptbegrotingen in 2017, 2018 en 2019 niet zijn goedgekeurd en dat geen jaarrekeningen kunnen worden vastgesteld. Zonder goedgekeurde begroting kan bij de leden geen contributie worden geheven ten behoeve van de exploitatie van de Coöperatie. De Coöperatie is daarom afhankelijk van voorschotbetalingen door de leden.
3.7
Partijen slagen er niet in hun meningsverschillen in het belang van de Coöperatie ter zijde te stellen. Partijen zijn niet in staat om op korte termijn tot afspraken te komen gericht op duurzame samenwerking in het belang van de kinderen die, in het verzorgingsgebied van partijen, op speciaal onderwijs en jeugdzorg zijn aangewezen. Het gaat dan om afspraken over de wijze waarop partijen samenwerken, onder meer op het gebied van governance, aansturing, bedrijfsvoering en veiligheid, over de omvang van de kosten die aan de (voorzetting van de) samenwerking verbonden zijn, welke kosten al dan niet in de Coöperatie thuishoren en/of aan de Coöperatie mogen worden doorbelast en over de omvang van de bijdrage- en/of draagplicht van elk van partijen in die kosten.
3.8
De Ondernemingskamer constateert voorts dat een duidelijke vastlegging van afspraken met betrekking tot financiële aangelegenheden ontbreekt en dat hierover ook geen eenduidige en afdwingbare besluiten zijn genomen of kunnen worden genomen in de algemene vergadering van de Coöperatie. Hierdoor blijft onduidelijk wat tussen partijen heeft te gelden. Weliswaar maakt de tussen partijen op 22 november 2013 gesloten overeenkomst melding van een verdeelsleutel, maar met Aloysius is de Ondernemingskamer vooralsnog van oordeel dat deze verdeelsleutel niet zonder meer ook van toepassing is op de kosten van de exploitatie van de Coöperatie. Anderzijds is in de statuten van de Coöperatie ook niet vastgelegd dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de leden een gelijk bedrag aan contributie betalen , zodat de stelling van Aloysius dat zij niet gehouden is om meer dan eenderde van de contributie te betalen, tenzij zij instemt met een hogere contributie, evenmin juist is.
3.9
Verder verschillen partijen van mening over de vraag of de (her)benoeming van [A] als bestuurder van de Coöperatie per 1 juli 2019 rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. De leden van de Coöperatie zijn ook niet in staat gebleken te voorzien in een andere bestuurder voor de Coöperatie (zie hiervoor onder r.o. 3.1). Gelet op de moeizame verstandhouding tussen partijen bestaat er op korte termijn geen concreet uitzicht op doorbreking van deze situatie.
3.1
Uit hetgeen hierboven is overwogen onder 3.6 t/m 3.9, op zichzelf en in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de Coöperatie. De Ondernemingskamer zal een onderzoek bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Coöperatie vanaf 1 december 2015.
3.11
De Ondernemingskamer acht het met het oog op de toestand van Coöperatie noodzakelijk om de benoeming van [A] als tijdelijk bestuurder van de Coöperatie, bij beschikking van 29 augustus 2019, te handhaven.
3.12
De hiervoor beschreven toestand van de Coöperatie, noopt er voorts toe dat een situatie in het leven wordt geroepen waarbij ten aanzien van de financiële aangelegenheden van de Coöperatie beslissingen kunnen worden genomen. De Ondernemingskamer acht het mede daarom noodzakelijk om voor de duur van het geding, voor zover nodig in afwijking van de statuten, een onafhankelijke persoon tot tijdelijk commissaris van de Coöperatie te benoemen die in de algemene vergadering van de Coöperatie één doorslaggevende stem zal kunnen uitoefenen. Daarbij zal de Ondernemingskamer bepalen dat
allebesluiten door de algemene vergadering van de Coöperatie kunnen worden genomen met een meerderheid van tenminste drie/vierde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin ten minste twee/derde van de leden
ende commissaris aanwezig zijn of vertegenwoordigd worden, ook als in de statuten en/of tussen de Coöperatie, Mutsaers, De Wijnberg en Aloysius contractueel anders is bepaald.
3.13
Het belang van de Coöperatie vergt verder dat geen onzekerheid meer bestaat over de vraag of [A] nog steeds beschikt over een contractuele stemrecht dat de leden aan [A] hebben toegekend. De Ondernemingskamer zal daarom bepalen dat [A] geen stemrecht toekomt in de algemene vergadering.
3.14
De benoeming van de tijdelijk commissaris en de tijdelijk bestuurder hebben mede tot doel te bewerkstelligen dat onder leiding van deze functionarissen de besprekingen over de invulling van een toekomstige samenwerking tussen partijen vlot wordt getrokken, zodat tussen partijen op korte termijn ofwel overeenstemming over een gezamenlijke voortzetting van de Coöperatie wordt bereikt (zie 3.7) ofwel dat tussen partijen overeenstemming wordt bereikt over een (financiële) afwikkeling van hun samenwerking en/of opheffing van de Coöperatie. De te benoemen tijdelijk commissaris en tijdelijk bestuurder mogen het daarom mede tot hun taak rekenen om, in samenspraak met partijen en mede gelet op het belang van de kinderen die in het verzorgingsgebied van het KEC, op speciaal onderwijs en jeugdzorg zijn aangewezen, de in aanmerking komende scenario’s voor verdere samenwerking of ontvlechting te verkennen. Daarnaast kunnen de commissaris en de bestuurder bijdragen aan een meer constructieve communicatie in de algemene vergadering.
3.15
Meer of andere voorzieningen acht de Ondernemingskamer vooralsnog niet noodzakelijk. Indien de voorzieningen niet het beoogde gevolg hebben, zal nader kunnen worden bezien of verdergaande of andere voorzieningen zijn aangewezen.
3.16
De Ondernemingskamer zal de aanwijzing van een onderzoeker vooralsnog aanhouden opdat kan worden bezien of reeds door de te treffen onmiddellijke voorzieningen een oplossing van het geschil kan worden bereikt. Ieder der partijen of de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder en commissaris kan op elk moment de Ondernemingskamer verzoeken de onderzoeker aan te wijzen.
3.17
De Ondernemingskamer zal de kosten van het onderzoek en de te benoemen tijdelijk bestuurder en commissaris ten laste brengen van de Coöperatie. De Ondernemingskamer zal het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten niet aanstonds vaststellen. De Ondernemingskamer zal na aanwijzing van de onderzoeker de onderzoeker vragen om binnen zes weken na de datum van de beschikking waarin de onderzoeker wordt aangewezen een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te zenden. De Ondernemingskamer zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over die begroting en vervolgens het bedrag vaststellen dat het onderzoek ten hoogste mag kosten.
3.18
De Ondernemingskamer acht ten slotte termen aanwezig de kosten van het geding tussen de verschenen partijen te compenseren zoals hierna te vermelden.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A. over de periode vanaf 1 december 2015;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon teneinde het onderzoek te verrichten;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor de aanvang van diens werkzaamheden zekerheid dient te stellen;
houdt in verband met het bepaalde in rechtsoverweging 3.16 de vaststelling van het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten aan;
benoemt mr. A.W.H. Vink tot raadsheer-commissaris, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
handhaaft de benoeming, bij wijze van onmiddellijke voorziening bij beschikking van 29 augustus 2019, van [A] , wonende te [....] , tot bestuurder van Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A. en bepaalt dat zij geen stemrecht heeft in de algemene vergadering van Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A.;
bepaalt dat het salaris en de kosten van [A] ten laste komen van Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A. en bepaalt dat Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A. voor de betaling daarvan ten genoegen van [A] zekerheid dient te stellen vóór de aanvang van haar werkzaamheden;
benoemt, voor zover nodig in afwijking van de statuten, bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot commissaris van Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A. en bepaalt dat deze commissaris één doorslaggevende stem heeft in de algemene vergadering van Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A.;
bepaalt dat het salaris en de kosten van deze commissaris ten laste komen van Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A. en bepaalt dat Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A. voor de betaling daarvan ten genoegen van deze commissaris zekerheid dient te stellen vóór de aanvang van zijn werkzaamheden;
bepaalt dat
allebesluiten door de algemene vergadering van de Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A. kunnen worden genomen met een meerderheid van tenminste drie/vierde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin tenminste twee/derde van de leden
ende commissaris aanwezig zijn of vertegenwoordigd worden, ook als in de statuten en/of tussen de Coöperatie Regionaal Kennis- en Expertisecentrum Roermond U.A., Mutsaersstichting, Onderwijsstichting De Wijnberg en Aloysius Stichting Onderwijs Jeugdzorg contractueel anders is bepaald;
compenseert de kosten van het geding tussen de verschenen partijen aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.W.H. Vink en mr. M.P. Nieuwe Weme, raadsheren, en drs. J.B.M. Streppel en mr. drs. G. Boon RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 31 oktober 2019.