ECLI:NL:GHAMS:2019:3863

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
23-004005-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot diefstal (zakkenrollen) bewezenverklaard

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Algerije in 1994, was beschuldigd van medeplegen van poging tot diefstal, specifiek zakkenrollen. De tenlastelegging omvatte het samen met een medeverdachte benaderen van een slachtoffer en het proberen te stelen van geld of goederen uit de zakken van de slachtoffers. Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de verdachte de daadwerkelijke diefstal niet zelf heeft uitgevoerd, hij wel een significante bijdrage heeft geleverd aan de poging tot diefstal door zijn handelingen. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, waarbij het de professionele en doelgerichte aanpak van de verdachte en zijn medeverdachte zwaar heeft aangerekend.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004005-18
datum uitspraak: 28 oktober 2019
VERSTEK (niet-gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-684445-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 18 oktober 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of een of meer ander(e) tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of ander(e) tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) toe te lopen en/of dicht achter voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of ander(e) tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) te gaan staan en/of voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of ander(e) tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) af te schermen en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand in de zak van voornoemde [benadeelde 1] te gaan en/of te voelen en/of de rits van de tas van voornoemde [benadeelde 2] en/of ander(e) tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) te (pogen te) openen.
subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 18 oktober 2018 te Amsterdam ter uitvoering van het door [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- naar die [benadeelde 1] toe is gelopen,
- dicht achter die [benadeelde 1] is gaan lopen, en/of
- met zijn hand richting en/of in de zak van die [benadeelde 1] is gegaan
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte, [verdachte], op of omstreeks 18 oktober 2018 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- naar die [benadeelde 1] toe te lopen,
- dicht voor die [benadeelde 1] te gaan lopen, en/of
- zijn looppas te vertragen en die [benadeelde 1] daarmee in te sluiten, te blokkeren en/of in te boxen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde nu uit het proces-verbaal van bevindingen niet valt af te leiden dat de verdachte als mededader is opgetreden.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 7 maart 2018 blijkt dat de verdachte [verdachte] samen met de medeverdachte [medeverdachte] vanaf 12:45 uur op 18 oktober 2018 is geobserveerd door een team verbalisanten in burger. Leden van dit team hebben specialistische ervaring in het herkennen en observeren van zakkenrollers. De door hen gedane waarnemingen zijn precies en gedetailleerd opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen. Daaruit blijkt dat de verdachte samen met de medeverdachte (in eerste instantie samen met nog een derde persoon) meerdere malen bovenmatige interesse hadden in de tassen van vrouwen en hun goederen. Zo gingen zij vlak achter diverse vrouwen met hand/schoudertassen staan. Vervolgens gingen zij druk met elkaar overleggen, waarbij zij dan regelmatig naar de hand/schoudertassen keken van de vrouwen.
Om 15:55 uur ging de verdachte voor twee vrouwen ([benadeelde 1] en haar metgezel) lopen op een plaats waar een schutting was geplaatst, waarbij hij zijn pas vertraagde. Daarmee zorgde hij ervoor dat de vrouwen achter hem niet door konden lopen. De medeverdachte ging gelijktijdig achter deze vrouwen lopen. Hierdoor werden de twee vrouwen ingesloten. De medeverdachte stopte vervolgens zijn hand in de jaszak van de vrouw aan de linkerzijde. Deze vrouw blijkt later [benadeelde 1] te zijn.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat er bij het plegen van het bewezenverklaarde feit sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering in de vorm van een gezamenlijk ondernomen poging. Hoewel de verdachte de gepoogde wegnemingshandeling niet zelf heeft verricht, heeft hij door zijn handelingen een significante bijdrage geleverd aan het tot stand komen daarvan. Derhalve is sprake van medeplegen en kan hetgeen aan de verdachte primair ten laste is gelegd, wettig en overtuigend worden bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 18 oktober 2018 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen toebehorende aan [benadeelde 1], met zijn mededader naar voornoemde [benadeelde 1] is toegelopen en voornoemde [benadeelde 1] heeft afgeschermd en met een hand in de zak van voornoemde [benadeelde 1] is gegaan.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand.
In verband met de door de advocaat-generaal gevorderde vrijspraak is geen straf gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met de medeverdachte geprobeerd om in de Amsterdamse binnenstad iets te stelen uit de jaszak van een vrouwelijke toerist. Zakkenrollerij is een enorm ergerlijk feit. De daarmee gepaard gaande schending van eigendoms- en integriteitsrechten van de slachtoffers zorgen voor veel overlast, schade en gevoelens van onveiligheid. De verdachte heeft zich hier kennelijk niet om bekommerd, maar gehandeld met het oog op financieel gewin. Dat het hier bij een poging is gebleven, is te danken aan de alerte metgezel van het slachtoffer, want de handelwijze van de verdachte en zijn mededader was professioneel, gewiekst en doelgericht. Dit rekent het hof hem zwaar aan.
Gelet op de ernst van het feit is het hof daarom van oordeel dat niet met een andere straf kan worden volstaan dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van twee maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. F.M.D. Aardema en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 oktober 2019.
Mr. H.A. van Eijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]