In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Griekenland in 1981, was beschuldigd van het opzettelijk voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid MDMA, een harddrug die onder de Opiumwet valt. De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van ongeveer 0,13 gram en 29 tabletten MDMA op 7 november 2018 in Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, door de politierechter. De advocaat-generaal heeft dezelfde straf gevorderd in hoger beroep. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen en heeft geoordeeld dat een gevangenisstraf van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, passend is. Het hof heeft daarbij benadrukt dat harddrugs zoals MDMA een ernstig gevaar voor de volksgezondheid vormen en dat de verdachte zich hieraan niets gelegen heeft laten liggen. De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. Mr. H.A. van Eijk was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.