ECLI:NL:GHAMS:2019:3859

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
23-004370-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot MDMA

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Griekenland in 1981, was beschuldigd van het opzettelijk voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid MDMA, een harddrug die onder de Opiumwet valt. De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van ongeveer 0,13 gram en 29 tabletten MDMA op 7 november 2018 in Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, door de politierechter. De advocaat-generaal heeft dezelfde straf gevorderd in hoger beroep. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen en heeft geoordeeld dat een gevangenisstraf van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, passend is. Het hof heeft daarbij benadrukt dat harddrugs zoals MDMA een ernstig gevaar voor de volksgezondheid vormen en dat de verdachte zich hieraan niets gelegen heeft laten liggen. De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. Mr. H.A. van Eijk was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004370-18
datum uitspraak: 28 oktober 2019
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-221046-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Griekenland) op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 oktober 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,13 gram en/of 29 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 november 2018 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,13 gram en 29 tabletten van een materiaal bevattende MDMA.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid MDMA. Harddrugs zoals MDMA vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik daarvan is bezwarend voor de samenleving. De verdachte heeft er blijk van gegeven zich hieraan niets gelegen te laten liggen.
Vanwege de ernst van het feit is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Een deel van deze straf zal in voorwaardelijke vorm worden opgelegd. Hiermede wordt enerzijds de ernst van het feit tot uitdrukking gebracht en anderzijds wordt daarmee beoogd te voorkomen dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. P.F.E. Geerlings en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 oktober 2019.
Mr. H.A. van Eijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]