ECLI:NL:GHAMS:2019:3856

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
23-004121-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in vereniging van kratten met vernietiging van het vonnis en gewijzigde strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal in vereniging van kratten en een poging daartoe. De tenlastelegging omvatte twee incidenten: de eerste op 12 januari 2017, waarbij de verdachte samen met een ander ongeveer 134 kratten heeft weggenomen die toebehoorden aan een winkel, en de tweede op 11 november 2016, waarbij hij samen met anderen een poging heeft gedaan om ongeveer 80 kratten van een andere winkel te stelen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een enigszins andere bewezenverklaring en strafoplegging kwam. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen en poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal eenzelfde straf geëist, maar met drie weken voorwaardelijk. Het hof heeft echter besloten om geen bijzondere voorwaarden op te leggen bij de voorwaardelijke straf, omdat de verdachte niet openstond voor begeleiding van de reclassering. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk, en heeft het de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte in overweging genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004121-17
datum uitspraak: 28 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-701073-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1973,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 134 kratten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
2.
hij op of omstreeks 11 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen (ongeveer) 80 kratten, althans één of meer krat(ten), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [winkel 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
- zich met een (bestel)bus heeft/hebben begeven naar een (laad)kar met een of meer krat(ten), en/of;
- ( vervolgens) een of meer krat(ten) uit die (laad)kar van winkelbedrijf [winkel 2] heeft/hebben gepakt en/of;
- ( vervolgens) een of meer krat(ten) in die (bestel)bus heeft/hebben geplaatst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 12 januari 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 134 kratten geheel toebehorende aan [winkel 1].
2.
hij op 11 november 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen ongeveer 80 kratten geheel toebehorende aan winkelbedrijf [winkel 2], zich met een bus heeft begeven naar een kar met kratten, vervolgens die kratten uit die kar van winkelbedrijf [winkel 2] heeft gepakt en die kratten in die bus heeft geplaatst.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

Oordeel van de politierechter en standpunten van partijen
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met oplegging van een meldplicht en een behandelverplichting als bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk, eveneens met oplegging van die bijzondere voorwaarden.
De raadsman heeft verzocht een straf op te leggen zoals gevorderd door de advocaat-generaal, maar om bij de voorwaardelijke gevangenisstraf niet de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals eerder door de reclassering geadviseerd, omdat de verdachte niet openstaat voor begeleiding van de reclassering.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van een grote hoeveelheid kratten en een poging daartoe. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom en heeft hij kennelijk slechts uit eigen financieel gewin gehandeld. Een dergelijk feit brengt naast materiële schade ook overlast voor de gedupeerde ondernemers mee.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 september 2019 is hij eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld. Dit rekent het hof hem aan.
Gelet op de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstaf van meerdere weken passend; een andere strafmodaliteit dan vrijheidsbeneming komt niet in aanmerking. Het hof zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen. Daarmee wordt mede beoogd de verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Tijdens de zitting heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij door moeilijkheden met zijn werk op de markt een flinke schuld heeft opgebouwd, waarna hij op veel levensgebieden problemen heeft ervaren. De reclassering heeft de verdachte diverse handreikingen gegeven om zijn leven weer op te pakken, zoals het treffen van een betalingsregeling. De verdachte heeft zich daarbij niet aan de afspraken gehouden. Hij staat niet open voor begeleiding van de reclassering. Om die reden ziet het hof af van het opleggen van bijzondere voorwaarden bij het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, nu dit geen meerwaarde heeft.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. H.A. van Eijk en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 oktober 2019.
Mr. H.A. van Eijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]