Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
.Tot op heden heeft de rechtbank de beslissing inzake het gezag over [de minderjarige] pro forma aangehouden.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 oktober 2019 uitspraak gedaan in een hoger beroep van een kort geding dat was aangespannen door de vrouw tegen de man. De vrouw had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de man was veroordeeld tot betaling van alimentatie en een zorgregeling was vastgesteld voor hun minderjarige kind. De vrouw vorderde in het hoger beroep onder andere de schorsing van de tenuitvoerlegging van de eerdere uitspraak en de mogelijkheid om de man in gijzeling te stellen bij niet-betaling van de alimentatie. De man voerde aan dat hij niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen en dat er sprake was van betalingsonmacht. Het hof oordeelde dat de vrouw voldoende aannemelijk had gemaakt dat de man betalingsonwillig was en dat andere dwangmiddelen niet effectief waren gebleken. Het hof verleende de vrouw verlof om de eerdere beschikkingen ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang, maar beperkte dit tot de door de voorzieningenrechter genoemde bedragen. Daarnaast werd de zorgregeling en de afsprakenregeling tussen partijen beoordeeld, waarbij het hof bepaalde dat de vrouw niet beperkt kon worden in het meenemen van iemand naar afspraken. De man werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot wijziging van een eerdere beschikking. De proceskosten werden gecompenseerd.