In deze zaak gaat het om een hoger beroep van IKEA B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin IKEA vorderingen heeft ingesteld tegen ARMADA JANSE B.V. met betrekking tot de levering van lichtkranten op een reclamemast. De hoofdzaak betreft de vraag of de geleverde lichtkranten voldoen aan de overeengekomen specificaties, met name de lettergrootte. IKEA stelt dat de geleverde lichtkranten niet de afgesproken hoogte van 64 cm hebben, maar slechts 48 cm, wat leidt tot problemen met de leesbaarheid. De rechtbank heeft de vorderingen van IKEA afgewezen, onder andere op grond van verjaring. In hoger beroep heeft IKEA vijf grieven ingediend, waarbij zij onder andere aanvoert dat de verjaringstermijn niet is ingegaan omdat zij niet tijdig op de tekortkomingen heeft gewezen. Het hof oordeelt dat de kennisgeving van IKEA niet tijdig was, maar dat de verjaringstermijn niet is ingegaan. Het hof overweegt dat de afwijking van de overeengekomen lettergrootte van wezenlijk belang is voor de leesbaarheid van de lichtkranten. De vorderingen van IKEA worden gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof de ontbinding van de overeenkomst bevestigt en de veroordeling tot terugbetaling van een bedrag aan IKEA toewijst. In de vrijwaringszaak tussen ARMADA JANSE en ANATEC wordt geoordeeld dat ARMADA JANSE onvoldoende heeft aangetoond dat ANATEC tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het hof geeft partijen in overweging om een schikking te beproeven, gezien de te verwachten kosten van verdere procedures.