Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kinderen, [kind A] en [kind B]. De vader, verzoeker in hoger beroep, had de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2017 aangevochten, waarin de moeder het eenhoofdig gezag over de kinderen was toegewezen. De vader verzocht om het gezamenlijk gezag te handhaven en een omgangsregeling vast te stellen, terwijl de moeder de beschikking van de rechtbank wilde bekrachtigen.
Het hof heeft vastgesteld dat de omstandigheden zijn gewijzigd, aangezien de ouders al jarenlang in een conflictueuze relatie verkeren, wat heeft geleid tot ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. De kinderen hebben aangegeven geen contact te willen met hun vader, wat het hof zwaar heeft laten wegen in zijn beslissing. De raad voor de kinderbescherming heeft ook aangegeven dat omgang op dit moment niet in het belang van de kinderen is, gezien hun ontwikkelingsproblemen en de stress die de situatie met zich meebrengt.
Het hof heeft geoordeeld dat het gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen is, omdat er geen constructief overleg mogelijk is tussen de ouders. De vader heeft niet kunnen aantonen dat de situatie zal verbeteren, en de kinderen zijn klem geraakt tussen de ouders. De verzoeken van de vader zijn afgewezen, en de beschikking van de rechtbank is bekrachtigd. De beslissing is genomen met het oog op de bescherming van de kinderen en hun ontwikkeling.