In deze zaak heeft klager een klacht ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder, waarbij hij hem verwijt onrechtmatig derdenbeslag te hebben gelegd op al zijn tegoeden onder de ING Bank. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder niet per omgaande is overgegaan tot het opheffen van dit beslag. De klacht is behandeld door de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die de klacht ongegrond verklaarde. Klager ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Het hof heeft de zaak op 15 oktober 2019 behandeld en de beslissing van de kamer bevestigd. Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder mocht vertrouwen op de informatie van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en dat het tijdsverloop tussen de betekening van de dwangbevelen en de beslaglegging niet voldoende was om aan te nemen dat de gerechtsdeurwaarder navraag had moeten doen. Ook het verwijt dat de gerechtsdeurwaarder niet tijdig het beslag heeft opgeheven, werd ongegrond verklaard. Het hof concludeert dat de gerechtsdeurwaarder adequaat heeft gehandeld en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn nieuwe klacht.