ECLI:NL:GHAMS:2019:3700

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
23-002386-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mondelinge bedreiging en winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd in de Forensisch Psychiatrische Kliniek te Assen, was in eerste aanleg veroordeeld voor het bedreigen van haar buurvrouw en voor winkeldiefstal. De bedreiging vond plaats op 13 april 2018 te Alkmaar, waarbij de verdachte dreigende woorden heeft geuit richting het slachtoffer. De winkeldiefstal vond plaats op 18 april 2018, waarbij de verdachte een bakje met gevulde pepers heeft weggenomen uit een winkel.

Het hof heeft vastgesteld dat de tenlasteleggingen in beide zaken bewezen zijn, maar heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk, maar het hof heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen. Dit besluit is genomen op basis van de omstandigheden die zich na de bewezenverklaarde feiten hebben voorgedaan, waaronder de eerder opgelegde ISD-maatregel. Het hof oordeelde dat de feiten in deze zaak deels vergelijkbaar zijn met de eerdere veroordeling en dat een andere uitkomst niet aannemelijk is.

De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan bewezen is verklaard. Het hof heeft de bewezenverklaring gekwalificeerd als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en diefstal, maar heeft geen straf of maatregel opgelegd, rekening houdend met de reeds opgelegde ISD-maatregel en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002386-18
datum uitspraak: 13 september 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 juni 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-082563-18 (hierna: zaak A) en 15-076193-18 (hierna: zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) te Assen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 september 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zaak A:zij op of omstreeks 13 april 2018 te Alkmaar [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je hoofd eraf hakken, ik ga je hoofd in elkaar hameren. Ik vermoord je, ik doe het echt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
zaak B:zij op of omstreeks 18 april 2018 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bakje met gevulde pepers, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak A:zij op 13 april 2018 te Alkmaar [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je hoofd eraf hakken, ik ga je hoofd in elkaar hameren. Ik vermoord je, ik doe het echt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
zaak B:zij op 18 april 2018 te Alkmaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bakje met gevulde pepers toebehorende aan [winkel].
Hetgeen in de zaken A en B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in de zaak B bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Geen oplegging van straf en/of maatregel

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren waaraan diverse bijzondere voorwaarden zijn verbonden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel. De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de strafoplegging hierbij aangesloten.
Het hof heeft in hoger beroep acht geslagen op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mondelinge bedreiging van haar toenmalige buurvrouw. Door aldus te handelen heeft zij op agressieve wijze een voor het slachtoffer intimiderende situatie in het leven geroepen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dit veroorzaakt naast materiële schade ook hinder voor het gedupeerde winkelbedrijf.
Overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal en de verdediging, acht het hof het raadzaam te bepalen dat in verband met de omstandigheden die zich na de bewezenverklaarde feiten hebben voorgedaan geen straf of maatregel aan de verdachte zal worden opgelegd. Daarbij is met name redengevend dat ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat aan de verdachte bij onherroepelijk vonnis van 31 januari 2019 door de rechtbank Noord-Holland (in de zaak met parketnummer 15-202688-18) de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) is opgelegd. Het hof heeft geconstateerd dat de onderhavige feiten deels soortgelijk zijn aan het bij voornoemd vonnis afgedane feit. Het hof acht het aannemelijk dat, ware de thans aan de orde zijnde feiten tegelijk met dat feit berecht, dit in het vonnis van 31 januari 2019 niet tot een andere uitkomst had geleid.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-082563-18 en in de zaak met parketnummer 15-076193-18 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-082563-18 en in de zaak met parketnummer 15-076193-18 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-082563-18 en in de zaak met parketnummer 15-076193-18 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 september 2019.