ECLI:NL:GHAMS:2019:3698

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
23-000204-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor woninginbraak met braak en inklimming

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1994, was eerder veroordeeld voor een woninginbraak die plaatsvond op 4 maart 2016 in Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon. De verdachte had met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een laptop, handdoek en theedoek weggenomen uit een woning, waarbij hij zich toegang had verschaft door middel van braak en inklimming. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, die voorwaardelijk is, en een taakstraf van 80 uren, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, maar het hof heeft besloten om de straf te matigen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de positieve ontwikkelingen in zijn leven. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de schade al door de verzekeringsmaatschappij was vergoed. Het hof heeft de straffen gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikel 311, dat diefstal met braak en inklimming bestraft.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000204-18
datum uitspraak: 27 september 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-700180-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 maart 2016 te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres 2] heeft weggenomen een laptop en/of een handdoek en/of een theedoek, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, aangezien het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 maart 2016 te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 2] heeft weggenomen een laptop, een handdoek en een theedoek, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren en daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, zoals gesteld bij vonnis van 24 maart 2016 door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland in de zaak met parketnummer 16-659009-16.
De raadsman heeft verzocht te volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De raadsman acht het stellen van bijzondere voorwaarden, zoals de advocaat-generaal heeft gevorderd, wenselijk en in het belang van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Daarbij heeft hij braakschade aangericht en diverse goederen weggenomen, waaronder een laptop. Dit is een ernstig feit, dat niet alleen overlast en materiële schade voor de gedupeerde heeft veroorzaakt, maar ook aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving kan bijdragen. Dit geldt te meer nu de woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij zich kennelijk slechts heeft laten leiden door zijn eigen financiële gewin en zich niet heeft bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor anderen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 augustus 2019 is hij eerder ter zake van een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld. Gelet op het feit dat die veroordeling van bijna tien jaar geleden dateert, zal het hof deze omstandigheid niet ten nadele van de verdachte wegen.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op het relevante oriëntatiepunt voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin voor een woninginbraak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden wordt genoemd. In de toepasselijkheid van artikel 63 Sr en in hetgeen ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht, ziet het hof aanleiding om in zijn voordeel van dit uitgangspunt af te wijken. Het hof zal volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Met deze straffen wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en anderzijds beoogd de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte te bestendigen en te voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw een strafbaar feit zal plegen. Aan de proeftijd zullen daarnaast de bijzondere voorwaarden worden verbonden, ingevolge het standpunt van de advocaat-generaal en de verdediging, omdat het hof dit in het belang acht van de bestendiging van de ingezette positieve ontwikkeling van de verdachte. De verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep bereid verklaard daaraan zijn medewerking te verlenen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Uit het voorgaande volgt dat het hof van oordeel is dat niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf, zoals bepleit door de raadsman, omdat dit onvoldoende recht zou doen aan de ernst van het bewezenverklaarde.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt na verrekening van het door de verzekeringsmaatschappij uitgekeerde schadebedrag € 404,00 als compensatie voor materiële schade, bestaande uit de navolgende schadeposten:
a) computer € 399,00
b) hand- en theedoek € 5,00
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de benadeelde partij ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat de door haar geleden schade niet hoger is dan het door de verzekeringsmaatschappij uitgekeerde bedrag.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en het gevorderde bedrag gematigd tot een bedrag van € 304,00.
Het hof leidt uit de mededelingen van de benadeelde partij ter terechtzitting in eerste aanleg af dat de door haar gevorderde schade integraal is vergoed door de verzekeringsmaatschappij. Gelet hierop kan de benadeelde partij thans in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen
bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd:
  • de veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft. Daartoe moet hij zich binnen één week na het onherroepelijk worden van dit arrest melden bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het adres [adres 3]. Hierna moet hij zich gedurende een door de reclassering bepaalde periode blijven melden zo frequent als de reclassering dat gedurende deze periode nodig acht;
  • de veroordeelde wordt verplicht een delictpreventietraining te volgen bij De Waag, centrum voor ambulante forensische psychiatrie of een soortgelijke instelling, voor zolang de reclassering en/of deze instantie dat nodig achten;
  • de veroordeelde wordt verplicht mee te werken aan het realiseren van een structurele dagbesteding en inkomsten en het realiseren van een voor hem geschikte begeleide woonruimte.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 september 2019.
=========================================================================
[…]