In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 11 februari 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1986, was veroordeeld voor een poging tot woninginbraak in vereniging. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging, die werd vernietigd. De verdachte had samen met een medeverdachte geprobeerd in te breken in een woning aan de [adres 2] in Amsterdam. De politie was op 11 augustus 2018 ter plaatse gekomen na een melding van de bewoonster van een andere woning, waar verdachte en zijn medeverdachte waren aangetroffen. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot inbraak, ondanks het verweer van de raadsman dat de verdachte vrijgesproken diende te worden. Het hof weegt de ernst van het feit en de recidive van de verdachte mee in de strafoplegging. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, maar het hof legde een gevangenisstraf van 3 maanden op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de opgelegde straf.