ECLI:NL:GHAMS:2019:3696

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
23-000546-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van een managerspas van een hotel met toegang tot hotelkamers

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1973, was beschuldigd van verduistering van een managerspas van een hotel, waarmee hij zich toegang kon verschaffen tot hotelkamers. De tenlastelegging omvatte zowel het wegnemen van de managerspas als het gebruik ervan om toegang te krijgen tot kamers in het hotel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 19 tot en met 22 november 2017 opzettelijk de managerspas heeft verduisterd, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het subsidiair bewezen verklaarde feit, dat kwalificeert als verduistering. De politierechter had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd, maar het hof heeft de straf in hoger beroep bepaald op twee weken, waarvan één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, evenals met eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000546-18
datum uitspraak: 27 september 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-236234-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.primairhij in of omstreeks de periode van 19 november 2017 tot en met 22 november 2017 in de gemeente Haarlemmermeer, in of uit een pand (hotel) gelegen aan de [plek] te Hoofddorp, een (zogenaamde) managerspas, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [hotel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

subsidiairhij in of omstreeks de periode van 19 november 2017 tot en met 22 november 2017 in de gemeente Haarlemmermeer, te Hoofddorp, en/of (elders) in Nederland opzettelijk een (zogenaamde) managerspas, geheel of ten dele toebehorende aan [hotel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte had gevonden - en van deze vondst geen melding had gedaan bij de politie en/of de gemeente - en (aldus) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

2.hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen op of omstreeks 21 en/of 22 november 2017 in de gemeente Haarlemmermeer, (telkens) in of uit (een of meer kamer(s) van) een hotel gelegen aan de [plek] te Hoofddorp, vijf, althans een of meer, (kamer)sleutel(s) en/of (kamer)pasje(s), dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [hotel], heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats(en) des misdrijfs en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door een (zogenaamde) managerspas te gebruiken om de toegang tot genoemde kamer(s) te verkrijgen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Vrijspraak
Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van oordeel dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 19 november 2017 tot en met 22 november 2017 te Hoofddorp opzettelijk een managerspas, toebehorende aan [hotel] en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
verduistering.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, waarvan 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft verzocht een geheel voorwaardelijke straf aan hem op te leggen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van een managerspas van een hotel, waarmee hij zich de toegang tot hotelkamers kon verschaffen. Dit heeft overlast voor het gedupeerde bedrijf veroorzaakt. Het handelen van de verdachte kan bovendien bijdragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij de gasten van het betreffende hotel die bemerkten dat de verdachte zich op hun kamer bevond.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 augustus 2019 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in het nadeel van de verdachte weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Deze straf is lager dan geëist aangezien het hof de ernst van het feit anders waardeert dan de advocaat-generaal.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 september 2019.
=========================================================================
[…]