In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 6 februari 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1973, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het gebruik van een openbaar vervoersvoorziening zonder geldig vervoerbewijs. De tenlastelegging betrof een incident op 30 november 2017 te Amsterdam, waarbij de verdachte gebruik maakte van metrostation Bullewijk zonder in het bezit te zijn van een geldig vervoerbewijs. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte opnieuw beoordeeld. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof legde een geldboete van € 90,00 op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van één dag bij gebreke van betaling. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging genomen, evenals de financiële schade die de verdachte toebracht aan de N.V. Nederlandse Spoorwegen door zonder betaling gebruik te maken van hun diensten. De beslissing van het hof is gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet personenvervoer 2000.