ECLI:NL:GHAMS:2019:3693

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
23-001583-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal door onbevoegd gebruik van een tankpas

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1988, was beschuldigd van diefstal van een geldbedrag door onbevoegd gebruik te maken van een tankpas van een bedrijf, in strijd met artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een geldbedrag van 15.000 euro in de periode van 17 tot en met 21 juli 2016, waarbij de verdachte gebruik maakte van een vervalste tankpas.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 september 2019 heeft de advocaat van de verdachte aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de dader was, omdat hij als katvanger zou zijn gebruikt. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte op 21 juli 2016 met een tankpas van het bedrijf heeft getankt, en dat hij de bestuurder was van de auto die bij het tankstation werd gecontroleerd. Het hof heeft het verweer van de raadsman verworpen en geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de diefstal.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar het hof heeft geoordeeld dat deze vordering niet ter beslissing voorlag, omdat de benadeelde partij failliet was verklaard. De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001583-18
datum uitspraak: 27 september 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 april 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-218254-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, gelet op de in eerste aanleg door de politierechter toegelaten wijziging, ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 juli 2016 tot en met 21 juli 2016 te Velserbroek, gemeente Velsen, en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 15.000 euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door zonder toestemming gebruik te maken van de/een (vervalste) tankpas(sen) van voornoemde [benadeelde], en/of de (bij die (vervalste) tankpas(sen) behorende) (pin) code(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe is, kort gezegd, aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte één van de mannen op de camerabeelden is. De dader(s) hebben de verdachte als katvanger gebruikt door gebruik te maken van een op zijn naam gestelde auto en bij een politiecontrole op 21 juli 2016 zijn rijbewijs te tonen.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep neemt het hof het volgende als vaststaand aan.
In de periode van 17 juli 2016 tot en met 21 juli 2016 zijn bij het onbemande Esso tankstation te Velserbroek tijdens de nachtelijke uren veelvuldig hoeveelheden diesel getankt met gebruik van een tankpas dan wel gekopieerde tankpasgegevens van [benadeelde], terwijl daarvoor door dit bedrijf geen toestemming is verleend. Op 21 juli 2016 is bij dat tankstation de bestuurder van een bestelbus met het kenteken [kenteken] door de politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] gecontroleerd, terwijl hij met een ander persoon bij de pomp grote jerrycans met brandstof aan het vullen was. De bestuurder van het voertuig overhandigde desgevraagd zijn rijbewijs en het bij de bestelbus behorende kentekenbewijs. De man bleek volgens zijn rijbewijs te zijn genaamd: [verdachte], geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats]. Tevens hebben de politieambtenaren geconstateerd dat de tenaamgestelde van het voertuig de bestuurder betrof.
Het hof acht het door de verdachte geschetste alternatieve scenario – dat hij op 21 juli 2016 niet de bestuurder van die auto was, hij deze bij wijze van een vriendendienst voor een ander op zijn naam had gesteld en in dat verband ook zijn rijbewijs aan die persoon had afgegeven – niet aannemelijk geworden. Daartoe is redengevend dat de verdachte dit scenario niet heeft onderbouwd met concrete, verifieerbare gegevens en het dossier ook overigens voor dit scenario geen solide aanknopingspunten bevat. Het hof heeft dan ook geen enkele reden om aan de inhoud van het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van genoemde verbalisanten te twijfelen en gaat er op grond daarvan vanuit dat de gecontroleerde bestuurder inderdaad de verdachte [verdachte] is geweest.
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 21 juli 2016 een geldbedrag toebehorende aan [benadeelde] heeft weggenomen door met een tankpas van dat bedrijf te tanken. Het verweer van de raadsman wordt in zoverre verworpen.
Het hof is – anders dan de advocaat-generaal en met de raadsman – van oordeel dat niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte ook op andere tijdstippen in de ten laste gelegde periode op deze wijze geldbedragen heeft weggenomen, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Gelet hierop heeft de verdediging geen belang bij bespreking van hetgeen zij ter terechtzitting in hoger beroep daarnaast nog had aangevoerd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 juli 2016 te Velserbroek, gemeente Velsen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde], waarbij hij het weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door zonder toestemming gebruik te maken van een (vervalste) tankpas van voornoemde [benadeelde] en de bij die (vervalste) tankpas behorende (pin)code.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte – mede gelet op de toepasselijkheid van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht – zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, alsmede een taakstraf voor de duur van 80 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een geldbedrag door onbevoegd gebruik te maken van een tankpas van een bedrijf. Met zijn handelen heeft hij er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Dit is een ernstig feit, dat naast materiële schade ook veel hinder voor het gedupeerde bedrijf heeft veroorzaakt. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 augustus 2019 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Gelet op het tijdsverloop sinds die veroordelingen, zal het hof deze omstandigheid niet ten nadele van de verdachte bij de strafoplegging wegen. In strafverzwarende zin weegt wel dat het onderhavige feit is gepleegd gedurende de lopende proeftijden in verband met twee voorwaardelijke veroordelingen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

De benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich door middel van een door [naam] ondertekend schadevergoedingsformulier in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 16.500,00 bestaande uit de navolgende schadeposten:
materiële schade € 15.000,00
immateriële schade € 1.500,00
De politierechter heeft de vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk verklaard en ten aanzien van de immateriële schade afgewezen.
Ter terechtzitting in hoger beroep is [naam] verschenen. Hij heeft verklaard dat de benadeelde partij inmiddels failliet is. Hij heeft tevens verklaard dat de benadeelde partij zich in hoger beroep opnieuw voegt voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding zal worden toegewezen tot een bedrag van € 5.237,04 als compensatie voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De gevorderde immateriële schade dient naar het oordeel van de advocaat-generaal niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, primair omdat [naam] niet bevoegd is de vordering namens [benadeelde] in te dienen en subsidiair omdat onduidelijkheid bestaat over de hoogte van het schadebedrag en nader onderzoek daartoe een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman zich aangesloten bij de vordering van de advocaat-generaal.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat [naam] niet (meer) bevoegd was de benadeelde partij te vertegenwoordigen, gelet op het faillissement van de benadeelde partij [benadeelde] Het moet er daarom voor worden gehouden dat de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Nu de vordering tot schadevergoeding in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard onderscheidenlijk is afgewezen, ligt deze vordering niet ter beslissing van het hof voor.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dag.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 september 2019.
=========================================================================
[…]