ECLI:NL:GHAMS:2019:3656

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
11 oktober 2019
Zaaknummer
23-001004-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en verduistering van geldbedragen van de Belastingdienst inzake kinderopvang

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van witwassen en verduistering van geldbedragen die door de Belastingdienst op een rekening waren gestort die op zijn naam stond. De tenlastelegging betrof onder andere het verwerven en verbergen van geldbedragen die afkomstig zouden zijn uit misdrijf, en het wederrechtelijk zich toe-eigenen van geld dat toebehoorde aan de Belastingdienst.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 september 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf eiste. De raadsman van de verdachte voerde aan dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte de rekening had geopend of dat hij over de betaalpas had beschikt. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de rekening had geopend en dat hij op de hoogte was van de stortingen op de rekening.

Het hof heeft geconcludeerd dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken. Tevens is de benadeelde partij, die een vordering tot schadevergoeding had ingediend, niet-ontvankelijk verklaard in deze vordering, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen waardoor de schade zou zijn veroorzaakt. De kosten zijn voor beide partijen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001004-18 (strafzaak)
datum uitspraak: 9 oktober 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-706616-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 september 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 mei 2011 tot en met 7 juni 2013, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere geldbedrag(en) (van in totaal (ongeveer) 47.590 euro), althans enig goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van voornoemd(e) geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt en/of de herkomst en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 mei 2011 tot en met 7 juni 2013 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meerdere geldbedragen (van in totaal (ongeveer) 22.711,- euro), in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende [slachtoffer] en/of De Belastingdienst, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed/geldbedrag verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als houder/bewaarder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde (witwassen) zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de ASN-rekening met het nummer [rekeningnummer] heeft geopend noch dat hij de persoon is geweest die over de betaalpas van deze rekening heeft beschikt, zodat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Het hof overweegt als volgt.
Vast staat dat op verschillende data in de periode van 20 mei 2011 tot en met 20 april 2012 geldbedragen van in totaal € 22.711 door de Belastingdienst op het rekeningnummer [rekeningnummer] zijn gestort. Dit betreft een ASN-rekening op naam van de verdachte (hierna: de rekening) die op 11 april 2011 via internet is geopend. Bij alle overboekingen werd vermeld dat het geld voor de kinderopvang van [slachtoffer] (aangeefster) betrof. De verdachte heeft verklaard dat hij niets weet van het geld dat op de rekening is gestort.
Niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen en/of verduistering van de bedragen die op de rekening zijn gestort.
Allereerst is er onvoldoende bewijs dat de verdachte de rekening
zelfheeft geopend. De rekening is kennelijk via internet geopend, hetgeen de mogelijkheid openlaat dat een derde (zonder medeweten van de verdachte) de gegevens van de verdachte heeft gebruikt om de rekening te openen. Dat het bij de aanvraag ingevulde formulier ‘Bijlage Persoonlijke Gegevens’ is ondertekend met een handtekening die – naar zeggen van de verdachte – “lijkt” op zijn handtekening, is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat het de verdachte is geweest die de aanvraag heeft ingediend.
Voorts ontbreekt bewijs dat de verdachte wist dat de bewuste bedragen op de rekening waren gestort, dat hij op enig moment over de bij de rekening behorende pinpas heeft beschikt en dat hij het is geweest die deze bedragen heeft gepind of heeft laten pinnen.
Het voorgaande brengt mee dat het hof de verdachte zal vrijspreken.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 47.735,34 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. P.C. Römer en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 oktober 2019.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]