ECLI:NL:GHAMS:2019:3607

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
8 oktober 2019
Zaaknummer
200.255.305/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder en ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak heeft klager op 27 februari 2019 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die op 29 januari 2019 de klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder ongegrond verklaarde. De gerechtsdeurwaarder heeft op 13 mei 2019 een verweerschrift ingediend, waarin hij zich richtte op de ontvankelijkheid van klager in zijn hoger beroep. De zaak is behandeld op de openbare zitting van 5 september 2019, waar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aanwezig waren.

Het hof heeft vastgesteld dat klager een afschrift van de beslissing van de kamer heeft ontvangen, waarin hij werd geïnformeerd dat hij binnen dertig dagen na de kennisgeving een met redenen omkleed beroepschrift kon indienen. De gerechtsdeurwaarder stelde dat het beroepschrift van klager niet voldeed aan de eisen van artikel 45 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet, omdat het geen gronden bevatte en slechts een 'pro forma' beroepschrift was. Het hof oordeelde dat klager zijn beroepschrift tijdig met redenen had kunnen omkleden, en dat het niet tijdig indienen van de gronden voor zijn rekening kwam.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat hij de gronden van zijn beroep niet binnen de gestelde termijn heeft ingediend. De beslissing van het hof is op 8 oktober 2019 openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.255.305/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/627614 / DW RK 17/435
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 8 oktober 2019
inzake
[klager] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
tegen
[naam] ,
gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M. Getkate.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 27 februari 2019 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 29 januari 2019 (ECLI:NL:TGDKG:2019:57). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) ongegrond verklaard.
1.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 13 mei 2019 een verweerschrift bij het hof ingediend. Dit verweerschrift beperkt zich tot zijn standpunt over de ontvankelijkheid van klager in zijn hoger beroep.
1.3.
De zaak is, voor zover het betreft de ontvankelijkheid van klager in hoger beroep, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 5 september 2019. Klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De ontvankelijkheid van klager in hoger beroep

3.1.
Klager heeft een afschrift van de beslissing van de kamer van 29 januari 2019 ontvangen als bijlage bij een brief van het secretariaat van de kamer van 29 januari 2019.
In deze brief staat vermeld dat klager tegen deze beslissing binnen dertig dagen na dagtekening van de kennisgeving bij "met redenen omkleed" beroepschrift hoger beroep kan instellen.
3.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroepschrift van klager niet voldoet aan de eisen van artikel 45 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw); het vermeldt geen gronden van het hoger beroep en is een `pro forma’ beroepschrift. Klager dient daarom in zijn beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.3.
Op grond van het bepaalde in artikel 45 lid 1 Gdw kan door de klager tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders binnen dertig dagen na dagtekening van de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 43 lid 7 Gdw, bij met redenen omkleed beroepschrift, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
In het in de Staatscourant gepubliceerde en op de website van de Rechtspraak geplaatste Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven (hierna: het Procesreglement), is in afdeling 1.2.3 (Beroepschriften behandeld door de Notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer) de volgende bepaling opgenomen:
“1.2.3.2.2 Extra/nadere termijn voor indiening aanvullend beroepschrift
(…)
Gerechtsdeurwaarderszaken
Gelet op artikel 45 Gerechtsdeurwaarderswet moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten. Er wordt dus geen extra/nadere termijn verleend voor het indienen of aanvullen van de gronden.”
3.4.
Ter zitting heeft klager betoogd dat hij pas na 27 februari 2019 de stukken heeft ontvangen ter onderbouwing van zijn beroepsgronden. Het hof is van oordeel dat dit geen reden is om op voormelde wettelijke eis een uitzondering te maken. Klager had zijn beroepschrift immers tijdig met redenen kunnen omkleden. Om de redenen van het hoger beroep te kunnen formuleren, heeft men geen nadere stukken nodig. De stukken die hij wilde inbrengen om zijn standpunten nader te onderbouwen, had hij later kunnen inbrengen. Dat klager niet tijdig een met redenen omkleed beroepschrift heeft ingediend, komt voor zijn rekening en risico. Van de verplichting om het beroepschrift tijdig met redenen te omkleden is klager op de hoogte gesteld bij de hiervoor onder 3.1 bedoelde brief.
3.5.
Nu het beroepschrift van 27 februari 2019 geen gronden bevat en klager de gronden van zijn beroep niet binnen de beroepstermijn heeft kenbaar gemaakt, kan klager, gelet op het bepaalde in artikel 45 lid 1 Gdw, niet worden ontvangen in zijn hoger beroep.
3.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
3.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof:
verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 29 januari 2019.
Deze beslissing is gegeven door mrs. L.J. Saarloos, G.C.C. Lewin en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2019 door de rolraadsheer.