ECLI:NL:GHAMS:2019:3607
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen gerechtsdeurwaarder en ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak heeft klager op 27 februari 2019 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die op 29 januari 2019 de klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder ongegrond verklaarde. De gerechtsdeurwaarder heeft op 13 mei 2019 een verweerschrift ingediend, waarin hij zich richtte op de ontvankelijkheid van klager in zijn hoger beroep. De zaak is behandeld op de openbare zitting van 5 september 2019, waar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aanwezig waren.
Het hof heeft vastgesteld dat klager een afschrift van de beslissing van de kamer heeft ontvangen, waarin hij werd geïnformeerd dat hij binnen dertig dagen na de kennisgeving een met redenen omkleed beroepschrift kon indienen. De gerechtsdeurwaarder stelde dat het beroepschrift van klager niet voldeed aan de eisen van artikel 45 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet, omdat het geen gronden bevatte en slechts een 'pro forma' beroepschrift was. Het hof oordeelde dat klager zijn beroepschrift tijdig met redenen had kunnen omkleden, en dat het niet tijdig indienen van de gronden voor zijn rekening kwam.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat hij de gronden van zijn beroep niet binnen de gestelde termijn heeft ingediend. De beslissing van het hof is op 8 oktober 2019 openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.