In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die bezwaar maakt tegen de bouw van een nieuw bedrijfspand naast zijn bestaande bedrijfspand. Het bestaande pand, dat sinds 2013 wordt verhuurd aan Keukenloods 5 B.V., had voorheen vrij zicht en lichtinval via de ramen op de tweede verdieping. Door een herindeling van de straat is er een nieuw bouwperceel ontstaan, waarop de geïntimeerde een nieuw pand heeft gebouwd. De appellant vordert in kort geding een bouwstop en gedeeltelijke afbraak van het nieuwe pand, omdat hij meent dat de lichtinval in zijn pand onrechtmatig wordt belemmerd. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de appellant afgewezen, en het hof bekrachtigt deze beslissing. Het hof oordeelt dat de hinder die de appellant ondervindt niet zodanig is dat het rechtvaardigt dat de bouwwerkzaamheden worden gestaakt of dat het pand moet worden afgebroken. De appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de bodemrechter in een eventuele bodemprocedure zou oordelen dat de bouw op de huidige locatie onrechtmatig is. Het hof concludeert dat de gevraagde voorziening niet kan worden toegewezen, en dat de grieven van de appellant niet tot een ander oordeel kunnen leiden. De kosten van het geding in hoger beroep worden aan de appellant opgelegd.